Het is een sport onder verstokte muzieknerds zoals ik om om het hardst te beweren dat er nooit eens wat nieuws verschijnt; dat er alleen maar muziek uitkomt die ruikt naar vochtige schimmel en muffe zolders waar sinds de jaren zestig, zeventig of tachtig niemand meer een voet heeft gezet.
Nu vind ik dat ook echt. Vaak krijg ik dan ook de (overigens volkomen terechte) vraag of muziek per se nieuw moet zijn. Nee, dat hoeft niet. Natuurlijk niet. Ik zal nooit zeggen dat ‘alles al een keer is gedaan,’ want muzikale mogelijkheden zijn nagenoeg eindeloos en ook retromuziek kan iets bijdragen, al is het alleen maar comfortabel luisterplezier.
Maar dat neemt niet weg dat het fijn is als er af en toe eens iets verschijnt wat echt verfrissend is. In 2009 was het album Jewellery van het Britse Micachu zo’n plaat: ingenieus, catchy, vreemd en aanstekelijk.
De destijds 22-jarige Micachu bracht al een spannende underground-mixtape uit en schreef muziek voor het London Philharmonic Orchestra. Je kan dus gerust zeggen dat ze van alle markten thuis is. Op Jewellery staan veelal springerige, catchy popliedjes, met zwaar Brits accent gezongen over swingende elektronische beats.
Het meest in het gehoor springend is het wonderlijke kleine gitaartje, dat ze zelf heeft verbouwd en in een alternatieve, nogal dissonante stemming heeft gezet. Ze gebruikt het instrumentje hoofdzakelijk om geluid te produceren dat het midden houdt tussen een ritmisch element en een verstorende ruis.
De combinatie van meezingmelodieën, swingende ritmes, ongebruikelijke maatsoorten, avant-gardistische ruis en subtiele elektronica die Micachu op Jewellery laat horen is even onwaarschijnlijk als aanstekelijk en het getuigt van grote muzikale vaardigheid dat die explosieve mix nergens ontspoort. Micachu is voor mij een openbaring.