Het nieuwe album van The Knife ligt sinds twee maanden in de winkel. Melle draaide Shaking the Habitual grijs en zag in Berlijn hoe de band het publiek tegelijkertijd bevecht en verleidt.
Over weinig acts is de afgelopen maanden zoveel geschreven als over The Knife. In april bracht dit Zweedse elektronicaduo, bestaande uit broer en zus Karin en Olof Dreijer, hun vierde album uit. Shaking the Habitual bleek een elektronisch monster van maar liefst 96 minuten, dat unaniem werd geprezen in de pers. Over de tournee die het album vergezelde waren de meningen verdeeld: verontwaardigde en spottende reacties klonken net zo hard als gejubel en lovende woorden.
De afgelopen twee maanden luisterde ik veelvuldig naar Shaking the Habitual. Ook zag ik de liveshow op 11 mei in een bomvolle Colombiahalle in Berlijn. Één ding was daarbij duidelijk: zowel op het album als tijdens de tour streeft The Knife ernaar om een radicale esthetiek en scherpe politieke boodschap aan een groot publiek te verkopen. Om dat voor elkaar te krijgen, moesten ze een middenweg zien te vinden tussen commercie en autonomie. Dat zoiets nog niet zo eenvoudig is, laat het verschil tussen het overdonderende album en de problematische liveshow duidelijk zien.
Avant-garde commodity
Hoe moeilijk het is om kunst en kritiek met elkaar te verbinden, beschreef de Duitse filosoof Theodor Adorno al in het midden van de twintigste eeuw met het duivelsdilemma van de ‘cultuurindustrie.’ Hij beschrijft hoe kunst en markt onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Sinds kunstenaars vanaf de late achttiende eeuw niet meer afhankelijk zijn van de gunsten van een koning, paus of mecenas, zijn ze overgeleverd aan de grillen van de markt. In de ‘cultuurindustrie’ wordt kunst onverbiddelijk omgevormd tot makkelijk te verhapstukken koopwaar. Adorno onderzoekt de mogelijkheden die een kunstenaar ondanks deze situatie heeft om te voorkomen dat zijn werk verwordt tot wezenloos consumptiegoed.
Anders dan vaak wordt gedacht was Adorno niet van mening dat er een keuze bestaat tussen het opereren ‘binnen’ of ‘buiten’ het marktsysteem. Er is geen ‘buiten’ het systeem. Kunstenaars hebben, volgens Adorno, de keuze om hun positie als koopwaar kritiekloos te accepteren of om kunst te maken die steeds probeert kritisch en zelfreflexief met die positie om te gaan. Het lastige van Adorno’s analyse is alleen dat hij kunst van de tweede categorie weinig overlevingskansen toedicht. Om kritisch te zijn, is het volgens hem noodzakelijk om radicaal autonoom te blijven. Daardoor is het helaas onvermijdelijk dat je werk aan het grote publiek voorbij gaat.
Maar waar Adorno geen tussenpositie duldde, introduceert musicoloog Richard Middleton in 1990 in zijn boek Studying Popular Music de term “avant-garde commodity” om aan te geven dat ook koopwaar soms de artistieke voorhoede kan vormen. Hij wil laten zien dat iets wat kritisch is, ook succesvol kan zijn, en vice versa. Waar de industrie er op uit is om elke afwijkende stem in te lijven en tot consumptiegoed om te vormen, proberen dergelijke kunstwerken steeds opnieuw een wankele balans te zoeken tussen commercie en subversie. Enerzijds doen ze hun best de zuigende kracht van de industrie te weerstaan en genoeg ruimte te houden voor kritische reflectie. Anderzijds draaien ze toch mee in de industrie om het contact met het grote publiek en de markt te behouden.
Van pastiche naar provocatie
Dit is precies wat The Knife op overtuigende wijze doet. Tekstueel liet eerste single ‘Full of Fire’ al weinig misverstand bestaan over waar het album om draait: het bevragen van rolpatronen, machtsstructuren en marktdenken. “Not a vagina / It's an option / The cock / Had it coming” zingt Dreijer-Anderson, en “Liberals giving me a nerve itch.” Weinig verhullende woorden. Maar met alleen teksten kom je er niet, want luisteraars, zeker in niet-Engelstalige landen, hebben meestal maling aan teksten. De muzikale invulling is daarom veel belangrijker. De grote troef van Shaking the Habitual is dat er, ondanks het complexe, dichtgesmeerde klankbeeld, ijzersterke songs met opzwepende beats en overtuigende melodieën op staan. Het album vormt op die manier een geslaagde middenweg tussen je publiek geven wat het verlangt en het tegelijkertijd in het gezicht slaan.
De carrière van The Knife kan worden gezien als een voortdurende radicalisering van hun muzikale idioom. Het tweede – en eerste internationaal succesvolle – album Deep Cuts is vooral een pastiche van foute synthesizers, botte beats en catchy melodieën. Het album is een dikke knipoog naar alles wat elektronische muziek tot platte pulp kan maken. Opvolger Silent Shout is al andere koek. Ook hier heersen synthesizers, maar de knipogen hebben plaatsgemaakt voor een unieke en licht verontrustend sound. Broer en zus Dreijer hebben zich de platte elementen van Deep Cuts dermate eigen gemaakt en vervormd dat van pastiche geen sprake meer is: dit is een onheilspellende, donkere trip. Maar hoe vernuftig en vernieuwend het klankbeeld ook is, het vertrekt nog wel overduidelijk vanuit bekend techno-terrein.
Op Shaking the Habitual zet de groep de volgende stap. Het album klinkt nauwelijks als zijn voorgangers. Tijdens het maken ervan experimenteerde The Knife met het opnemen van jams op eigengemaakte instrumenten. Vervolgens werden deze opnames digitaal vervormt en bewerkt. Samen met de eigenzinnige stem van Karin Dreijer-Anderson staat het album daarom bol van vreemde klanken met een beklemmende zuigkracht. Het droombeeld van Silent Shout is veranderd in een hectische nachtmerrie. Harde percussie en dissonante akkoorden domineren en zelfs de vocalen zijn soms onherkenbaar vervormd.
Pompen of verzuipen
Zoals de band in een interview met Pitchfork verklaarde, zien zij het creëren van nieuwe geluiden als een manier om te ontkomen aan de gebaande en voorspelbare paden die in muziek en maatschappij de boventoon voeren; een manier om het publiek op te schudden, om te provoceren, om radicale ideeën aan te moedigen. De vervormde stem in 'Full of Fire', de nerveuze ritmes van 'Without You My Life Would Be Boring', of de ongebruikelijke songstructuur van 'A Cherry On Top' zijn allemaal manieren om de luisteraar te verwarren en scherp te houden. Maar juist omdat niet alles uit het lood geslagen is, juist omdat het bij vlagen ook herkenbaar en vertrouwd klinkt, is het zo doeltreffend en aanstekelijk. Juist omdat je mee kan zingen en er op kan dansen komt de boodschap aan. Als de oren op die manier optimaal gespitst zijn, wordt zelfs het twintig minuten durende middenstuk 'Old Dreams Waiting To Be Realized' – een lang uitgesponnen, broeierige soundscape, zonder noemenswaardige opbouw – een logische onderdeel van het album.
De titel Shaking the Habitual is ontleend aan een uitspraak van de Franse filosoof Michel Foucault. “Het werk van een intellectueel,” zegt hij, “is om steeds opnieuw dat wat wordt voorgesteld als vanzelfsprekend te bevragen, de mentale gewoontes van mensen – de manier waarop ze dingen doen en denken – te verstoren, dat wat vertrouwd en geaccepteerd is te verdrijven en de regels en instituties opnieuw te onderzoeken.” Voor The Knife zijn niet de woorden in het tekstboekje of de toelichting in een interview, maar de klanken zelf, lichamelijk en tastbaar, het middel om dat te bewerkstelligen. Ze brengen het lichaam in beweging, doorbreken vastgeroeste verwachtingen en nodigen daarmee uit om buiten het alledaagse te denken.
Om met dubstep-DJ en academicus Steve Goodman, auteur van Sonic Warfare, te spreken: de klank wordt een wapen, een krachtveld waarin je wordt opgenomen en waardoor je onvermijdelijk wordt opgeslokt. Je ontkomt niet aan de spanning en het ongemak waarvan The Knife je deelgenoot wilt maken. Dit is geen achtergrondmuziek. Het is pompen of verzuipen.
Aanstekelijke plaagstoten
Na zo’n overrompelend album waren mijn verwachtingen van de show in Berlijn hooggespannen, maar het mag eigenlijk geen verrassing meer heten dat The Knife ook op het podium probeert die verwachtingen te doorbreken en het publiek aan het denken te zetten. Met de liveshow trekt de groep de uiterste consequenties uit de inhoudelijke lijn van Shaking the Habitual. Gedurende anderhalf uur wordt er gespeeld met de verwachtingen van het publiek. In de eerste twee nummers lijkt het er nog op dat er, in ieder geval gedeeltelijk, live wordt gespeeld. Vanaf nummer drie wordt duidelijk dat dit niet het geval is: de instrumenten worden van het podium gedragen, de show verandert in een soms knullige choreografie. 'Wrap Your Arms Around Me' wordt door maar liefst negen mensen geplaybackt. Het blijft onduidelijk of er überhaupt één van hen live zingt. Halverwege de set is het podium zelfs helemaal leeg: alleen de lichtshow ‘vult’ het podium. Het aanvankelijk dolenthousiaste publiek in de Colombiahalle raakt verdeeld. Fascinatie en frustratie vechten om voorrang.
Op de meest geslaagde momenten zag ik in de show verwijzingen naar de hoogtijdagen van de techno, toen ‘rave’ nog een subcultuur was waarin individualisme en hiërarchie taboe waren en de DJ niet belangrijker was dan duizenden dansende bezoekers. “Perhaps techno-rave puts an end to nearly four-hundred years of the great European bourgeois individual in music” schreef musicoloog Philipp Tagg in een artikel uit 1994, en het is dàt gevoel waar The Knife naar verwijst met die knullige, maar soms toch aanstekelijke dans-act en de weigering van Karin en Olof om als bandleiders naar voren te treden.
In ‘Stay Out of Here’ playbackten twee groepsleden als echte rocksterren het nummer. Als een soort droste-effect stonden ze op een podium-op-het-podium, terwijl de overige groepsleden met de rug naar het echte publiek hun ‘idolen’ adoreerden. De boodschap was duidelijk: ook de ooit zo idealistische techno is sinds Tagg’s mooie woorden ten prooi gevallen aan de logica van de muziekindustrie, die haar kritisch potentieel vakkundig onschadelijk wist te maken. Dance-acts en DJ’s zijn inmiddels onverbiddelijk rocksterren geworden en de traditionele orde is hersteld.
Belerende concepten
Dergelijke podiumbeelden waren geslaagde, uitdagende plaagstoten die vastgeroeste ideeën bekritiseren. Op andere momenten werden mijn geduld en goede wil en dat van de vele duizenden andere bezoekers wel erg op de proef gesteld. De show zaaide bij mij vooral twijfel over de noodzaak om je ideeën op deze belerende manier aan je publiek op te dringen. Je kan je afvragen hoeveel je als act van je publiek kan en moet vragen. Met een concerttour die binnen enkele uren is uitverkocht, heb je natuurlijk een prachtig podium om je ideeën met je publiek te delen, maar ook een verplichtingen tegenover al die mensen die een duur kaartje hebben gekocht. Misschien niet om precies te doen wat zij verwachten, maar toch wel om hen te vermaken en in ieder geval om hen niet grandioos teleur te stellen.
Juist de balans die op de plaat zo goed getroffen werd – tussen provocatie en verleiding – werd met de liveshow uit het oog verloren. Het begin van Foucaults citaat, waaraan de titel van het album werd ontleend, luidt niet voor niets: “Het werk van een intellectueel is niet het vormen van de politieke wil van anderen.” Dat is precies waarin The Knife op het podium over de schreef ging. Waar de plaat op doeltreffende wijze ontregelt, zonder een politieke boodschap door je strot te duwen, werd het er live allemaal erg dik bovenop gelegd. Daarmee gooiden ze het kind weg met het badwater, want als opvattingen je op die manier worden opgedrongen, boeten ze onherroepelijk aan kracht in. Dan is die overrompelende overtuigingskracht van klank effectiever.