Redelijk kort geleden, toen ik mezelf terugvond in de klassieke paar minuten tussen het beëindigen van een relatie en het overgeven van ellende, besloot ik dat ik niets meer wil doen. Zoals vaker gebeurt als een mens al haar waardigheid toch al kwijt is, zag ik alles bijzonder helder. Ik bedacht me dat veel problemen komen doordat mensen iets doen. Je hoort nooit de zin 'en toen besloot ik niet te gaan fietsen en viel ik omdat mijn tas tussen de spaken kwam' of 'ik sneed geen vlees en toen sneed ik in mijn duim'. Of, in de gegeven situatie: 'we maakten het niet uit en nu heb ik liefdesverdriet'.
Ik besloot het eens te proberen. Steeds als de situatie mij opriep tot actie dacht ik, als een dreinerig kind: 'Nee! Ik doe het niet!' Waarna ik de oranjebruine bankdeken van mijn huisgenoot over mijn hoofd trok en mijn ogen dichtkneep.
In mijn karakter, op papier een stoornis, is iets niet doen nooit een optie. Zo komt het dat ik nogal een diverse verzameling activiteiten heb. Vanochtend hoorde ik op de radio een oproep om politievrijwilliger te worden. Tot mijn ontzetting merkte ik dat er een kleine fysieke flikkering van opwinding ontstond. In een onbewaakt, maar lachwekkend moment zag ik mezelf in een geel hesje auto’s aan de kant zetten voor een alcoholcontrole. Eén meter zestig aan overwicht en autoriteit. Het bevestigde de noodzaak van mijn experiment en met een ferme zwiep van mijn haar schudde ik het van me af. Doe het niet, zei ik tegen mezelf.
Gelukkig word ik er niet van, altijd maar dingen wel doen. Als iemand me belt voor een spontaan kopje koffie of stukje wandelen, kan ik nooit. Vijf vrijwillige klussen 'waar je leuke contacten en ervaring opdoet' zijn er vier teveel. En hoe bevredigend zijn al die ironische themafeestjes nou eigenlijk echt?
Ik sloeg er op een zaterdagavond een over. Ik zette mijn telefoon op vliegtuigstand tegen de stroom aan lokfoto’s, wilde een fles wijn kopen, deed het niet, wilde een film aanzetten, deed het niet, en ging zitten. Dit was dus wat mensen bedoelen, “lekker niks doen”, “even mij-tijd”, “even tot jezelf komen”. Ik wou dat ik rookte en melodramatisch uit het raam kon blazen, maar zelfs dat zat er niet in, omdat peinzend roken toch echt “iets doen” is. Voor zeker een uur zat ik op mijn bank, keek ik om me heen en voelde ik me een normaal onderdeel van de mensheid.
Natuurlijk ging ik uiteindelijk wel naar het feestje. Daar dronk ik wijn en misschien heb ik er zelfs wel een sigaret gerookt. Om het goed te maken heb ik de volgende dag (het was immers zondag) opnieuw besloten dat ik nooit meer iets wil doen.