In 2010 was ik in de Mercantour, een uitloper van de Alpen langs de Frans-Italiaanse grens. Omdat ik er slecht tegen kan voortdurend mensen om me heen te hebben, reis ik meestal alleen, al is dat in de bergen niet altijd verstandig. Dat bleek.
Op een besneeuwde berghelling raakte ik het pad kwijt en belandde aan de verkeerde kant van een hoogvlakte. Het was net op een punt waar een gat viel tussen twee wandelkaarten en de overzichtskaart schaal 1:100.000 geen uitsluitsel bood. Het leek me het beste om maar gewoon verder naar beneden te gaan, dan kwam ik vanzelf het pad wel weer tegen. Ik passeerde een hut uit de Eerste Wereldoorlog waar pannen aan touwtjes aan de zoldering hingen, waarschijnlijk om te voorkomen dat vuil en ongedierte zich erin zouden nestelen. Een kilometer verder stond ik voor een afgrond.
Een afgrond zoals in strips, 90 graden naar beneden en zeker 200 meter diep.
In de verte begon het te donderen. Boven de boomgrens is dat een teken dat je moet maken dat je wegkomt. Ik redeneerde dat het pad naar het westen moest liggen, en dat ik daar vanzelf zou komen door de rand van de afgrond te volgen. Dat klopte. Er bleek alleen nog een tweede afgrond dwars over de hoogvlakte te liggen, iets minder steil en iets minder diep, maar nog steeds een afgrond. Daar beneden zag ik het pad liggen. En toen begon het te hagelen.
Ik dacht erover te gaan huilen en ‘mama’ te roepen, maar dat was wel de laatste persoon die ik in deze situatie nodig had. Toen dacht ik aan mijn Grote Romantische Trauma van Lang Geleden. Die gedachte was zo absurd, dat ik in lachen uitbarstte.
Het leek me, in deze net niet levensbedreigende situatie op een desolate hoogvlakte, wel een interessant gedachte-experiment. Wie zou ik hier wel en niet bij me willen hebben? Vriend A zou wel prettig zijn, Vriend B daarentegen zou avontuurlijk gaan doen en ons beiden in gevaar brengen, Vriend C zou gaan zeiken, Collega D zou er wel raad mee weten. Het is een gedachte-experiment dat ik nog steeds bij tijd en wijle toepas, als ik nieuwe mensen leer kennen of twijfel wat ik van een persoon vind. Ik noem het ‘de Besneeuwde-Berghellingtest’. Wat het precies impliceert weet ik niet. Ik heb geen vriendschappen beëindigd of nieuwe vriendschappen afgehouden omdat ze zakten voor de Besneeuwde-Berghellingtest, en dat ik nog steeds single ben is niet omdat ik alleen Besneeuwde-Berghellingbestendige vrouwen wil. Ik denk dat het meer over mij zegt dan over de testpersonen. En ik ga nog steeds alleen de bergen in.
Uiteindelijk was de situatie eenvoudig op te lossen: ik moest gewoon de tweede afgrond terug omhoog volgen. Op een gegeven moment kwam ik bij een punt waar het eerder een helling dan een afgrond was en ben naar beneden geklauterd. Het pad leidde verder langs prachtige rotsformaties en klaterende beekjes naar het dal. En de hagel hield ook op.
Een dag later belde ik vanuit het gehucht St.-Étienne de Tinée naar huis, en hoorde dat mijn vader in verwarde staat van straat was geschraapt.