Religie en muziek liggen dicht bij elkaar. Hoewel kerkvader Augustinus waarschuwde dat zingen in de kerk zou kunnen afleiden van een directe band met God, en de Taliban en andere Islamisten muziek als niets anders dan aards verderf beschouwen, is de verbinding tussen religieuze rituelen en muzikale praktijken vermoedelijk zou oud als de mensheid. Als troost, als didactisch middel, als roes-opwekker, als hypnotiseur, als bindende factor: de rituele functies van muziek zijn eindeloos. De relatie tussen popmuziek en religie is nochtans vaak problematisch. Waar soulmuziek haar wortels duidelijk in de gospel heeft liggen, werd rock in haar eerste decennia, ondanks de Beatmis, maar al te vaak gezien als werk van de duivel. Sympathy for the Devil zal niet aan het imago hebben bijgedragen, om van de promiscuïteit van Jim Morrison of John Lennon nog maar te zwijgen. Andersom belandt het genre relirock – hoe groot het in sommige kringen ook is – zelden in de mainstream. Vuige rock en vrome teksten laten zich nog steeds moeilijk rijmen.
Des te leuker zijn de uitzonderingen. De veelzijdige Sufjan Stevens bracht met de plaat Seven Swans een onvervalst religieus werk uit, dat niettemin bijzonder goed te pruimen is. Omdat het nergens prekerig wordt, maar vooral ook omdat het muzikaal hemeltergend mooi is. Maar van Stevens was bekend dat hij religieus is, van iemand die naam maakte met dwarse, punkerige indiebandjes komt het als een grotere verrassing. De Canadees Alden Penner werd in underground-kringen bekend met zijn wat melige bandje The Unicorns, die er na één briljante plaat (Who Will Cut Our Hair When We’re Gone?) de brui aan gaven. Terwijl zijn voormalig bandgenoten Jamie Thompson en Nick Thornburn furore maakten met de band Islands, bracht Penner één gruizig en noisy album uit met zijn band Clues, waarna ook dat
project strandde.
Vervolgens werd het stil, maar inmiddels heeft Alden Penner een metamorfose ondergaan. Eerst bracht hij in alle stilte een EP genaamd Odes To The House uit op het Nederlandse label Beep! Beep! Back Up the Truck!. Met niets dan een gitaar en zijn enigszins nasale stem komt Penners nieuwe religieuze inslag recht bij de luisteraar naar binnen: “The body will pass, but the house won’t pass.” Na dit solo-uitstapje kwam dat sentiment tot volle wasdom met de band The Hidden Words. Op het album Free Thyself From The Fetters Of This World zet Penner teksten uit de Bahá’i Fata (“De verborgen woorden”), een negentiende-eeuws Islamitisch boek met spreuken en wijsheden, op muziek. Dat klinkt saai, maar het is muzikaal zo indringend uitgevoerd dat de religieuze inslag van de teksten niet stoort. Sterker nog: de combinatie van mystieke teksten en loom swingende, repetitieve, gepassioneerde muziek werkt direct op je gemoed. Het zal ongetwijfeld niet voor iedereen gelden, maar voor mij werkt de plaat van The Hidden Words als ersatz-religie. En zo kun je ook zonder religieuze inborst dichter bij het hogere komen. Even.
Beeld: Wouter van der Vegt