Rik Sprenkels schrijft (als medewerker bij het Kadaster) over de beleidsregels achter de openbare ruimte: voor de gewone sterveling zijn ze onzichtbaar, terwijl ze wel veel invloed hebben op hoe hun wereld werkt en eruitziet.
1
geef ons onduidelijke ruimtelijke ordening
een stad die opdoemt uit het straatbeeld
spontane vergisting in de etalages
ik wil een nieuw pastoraal contract
de lijsterbessen kunnen plukken langs de polderbaan
zodat alles zichzelf voortdurend onteigent
laten we verkeersregels schrijven voor vrachtvliegtuigen
met woorden die branden als kreupelhout en kerosine
terugkeren in het samengebalde polderland
de zon is onverbloemd is de grote gelijkmaker
schijnt even fel bij de buren en zo onpartijdig wil ik worden
zo open dat ik mijn huid kan horen fluisteren
2
mijn huid is een fictie een afgesproken grens
vastgesteld door humanisten sindsdien niet geamendeerd
waar ik stop begint het openbaar domein
ze hebben het middeneiland van de rotonde
verpacht aan een tuincentrum en ook ik
word door onzichtbare handelingen ingeperkt
mijn cellen polderen
een lekkend lichaam bijeen
waar ik me niet scheer daar woeker ik
ik maai het gras betuig hiermee mijn instemming
met de stand van zaken ik toon hiermee de buren
een voorzichtig en redelijk persoon
de één vertelt me wie ik zou moeten willen zijn, de ander laat zacht blauw licht door
3
ik draag mijn kleren aan de buitenkant
ik draag wat anderen van mij vinden
aan de buitenkant een doorzichtige ochtendjas
een negatieve ruimte in het afgeladen stadslandschap
opgetrokken uit klei en vastgelegd in omgevingsvisies
elke winkelruit probeert een beeld van me te vormen
de één vertelt me wie ik zou moeten willen zijn
de ander laat zacht blauw licht door
ondanks deze verschillen zie ik ongeveer hetzelfde
er zitten kleine stukjes terracotta in mijn haar
uit tijdperken die ik me niet herinner
verderop ontbreken de wegmarkeringen
4
denkend aan de fysieke leefomgeving zie ik cultuurlandschappen
honderden losse lichamen die elkaar niet raken althans
niet inwendig niet op plekken waar het ertoe doet
elke bestemming is een enkelband
top-down bodembedekkend geordend
opgesloten land dat smeekt om braak te worden
ik wil een boomspiegel worden een opening in de heg
waardoor iets onverwachts naar binnen sijpelt
een puzzel waarvan ieder stukje twijfelt
ik lig op mijn rug op een bodemgevoelige locatie
zie de stuurloze wolken vastberaden langsvaren
een chaotische structuur waarin alles nog kan
5
ik verorden mezelf een leefgebied
elke keuze die ik maak is een ingreep elke keuze
kan tot beleid worden verheven
ik ben ongecoördineerd dat wil zeggen
niet onroerend niet landgebonden
toch aanwijsbaar een ingezetene
waar meander ik nog niet genoeg?
waar kan ik mezelf
de ander oogluikend toelaten?
een afgebakende definitie van de fysieke leefomgeving is er niet
wel zijn er rooilijnen
om achter te schuilen
Rik Sprenkels (1988) is dichter op papier en op het podium en woont in Nijmegen. Rik schrijft gedichten over de onoverbrugbare afstand tussen het zelf en de ander, maar ook gewoon over bidsprinkhanen en zeekomkommers. Poëzie is voor hem een voortdurende strijd tegen het cynisme.
Aida de Jong (1995) is een illustrator en poppenmaker wonend in Utrecht. In haar werk zoekt ze vaak thema's die haar beangstigen, om er vervolgens met een nieuwe blik naar te kijken.