Waarin schuilt het verschil tussen popmuziek en gecomponeerde muziek? Gecomponeerde muziek vertrekt vanuit een concept en werkt dat op papier tot in detail uit. Popmuziek gaat intuïtiever te werk en begint meteen met het klinkend materiaal: het is een viering van de kracht en pracht van geluid.
Ik ben niet opgegroeid met veel popmuziek. Mijn ouders zijn allebei klassiek muzikanten en waar mijn vader in een grijs verleden nog Rolling Stones-fan geweest schijnt te zijn, is het fenomeen popmuziek aan mijn moeder schijnbaar geheel voorbij gegaan. Af en toe ondernam ik niettemin pogingen ze enthousiast te krijgen voor de muziek waar ik op dat moment naar luisterde. Dan kwam ik de huiskamer in, vroeg argeloos ‘mag ik wat laten horen’ en zette een CD op. Zodoende heb ik met mijn vader regelmatig de discussie gevoerd over het verschil tussen popmuziek en gecomponeerde muziek, want hij merkte in voornoemde situaties steevast op dat de muziek die ik liet horen wel aardig was, maar zo ontzettend simpel: "Het zijn altijd maar een paar akkoorden. Het duurt maar vier minuten. Er is zo weinig ontwikkeling. De arrangementen zijn zo simpel," zei hij dan. Dat is allemaal tot op zekere hoogte waar, maar het is ook exact het misverstand wanneer je met ‘klassieke’ oren naar popmuziek luistert. Alle bovengenoemde eigenschappen (harmonie, tijd, ontwikkeling etc.) zijn namelijk ondergeschikt aan waar popmuziek uiteindelijk om draait: sound.
Muziek is een kunstvorm die zich manifesteert in geluid. Dat klinkt logisch, maar het heeft in de loop van de geschiedenis allerlei ingrijpende consequenties gehad. Het feit dat muziek, net als de tijd, verstrijkt en dus nooit is, maar altijd alleen maar was en zal zijn (klonk en gaat klinken), maakt dat het een letterlijk ongrijpbaar fenomeen is. Om deze ongrijpbaarheid te beteugelen ontwikkelde de Westerse kunstmuziek in de loop van enkele eeuwen de muzieknotatie. Net als in het gewone schrift kunnen door middel van muzieknotatie (muzikale) ideeën worden overgedragen en bewaard. Maar een geschreven compositie is (nog) geen klinkende muziek. Het staat (letterlijk) symbool voor die muziek, maar moet nog tot klinken worden gebracht. Daarmee is de notatie, hoe complex en gelaagd ook, altijd een beperkt medium: je kan er net zo veel wel als niet in kwijt. Waar de Westerse muzieknotatie zich uitstekend voor leent, is het neerschrijven van complexe harmonische bouwwerken, meerstemmigheid, het uitzetten van grote structuren. Waar het minder goed in is, is het vastleggen van de exacte identiteit van ieder geluid, hoe het precies klinkt: het is altijd aan de uitvoerder en zijn instrument om in de kleine details de klankkleur en specificiteit van het geluid te bepalen.
Popmuziek wordt niet gemaakt aan een tekentafel, op een zolderkamer, op een podium of in een oefenruimte; popmuziek wordt gemaakt in de studio. Geluidsopname is de grote drijfkracht geweest achter de ontwikkeling van wat wij heden ten dage, vanaf pak ‘m beet Elvis, popmuziek noemen. Doorslaggevend voor die ontwikkeling is de meersporentoonband, ontwikkeld in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers en na ontdekking door de geallieerden naar Engeland gebracht. Met dit apparaat kon voor het eerste geknipt en geplakt worden in opgenomen geluid; en het resultaat kon ook nog eens eindeloos worden bewerkt. Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid was het mogelijk om te componeren met geluid zelf. Dit gegeven is bepalend voor de aard van alle naoorlogse popmuziek: het is nu niet langer nodig om aanwijzingen op te schrijven en die dan vervolgens te laten uitvoeren door derden. In plaats daarvan kan er eindeloos geëxperimenteerd worden met geluiden, met verschillende ‘takes,’ met andere mixes etc. en heeft de muzikant nagenoeg totale controle over wat er uiteindelijk klinkt en hoe dat klinkt. Je zou kunnen zeggen dat popmuziek een ‘viering van het geluid’ is: de identiteit, subtiliteit en kwaliteit van elk klinkend geluid. Het gaat natuurlijk ook wel om composities, om teksten, om arrangementen en om liedjes, maar de specificiteit van het geluid, de ‘sound’ neemt altijd een centrale rol in en is daarmee van doorslaggevend belang. De 'sound' van een artiest of groep is niet voor niets een belangrijke term in popkringen.
Je zou gecomponeerde muziek kunnen zien als architectuur: eerst is er een globaal idee voor een gebouw, dan wordt dat op papier uitgetekend op zo’n manier dat de structuur duidelijk is en het niet in elkaar stort, maar ook de details zijn uitgewerkt. Vervolgens gaan derden er mee aan de slag om het daadwerkelijk te realiseren. Dit is een ‘top-down’ structuur. Het begint met een overkoepelend concept dat vervolgens steeds verder wordt ingekleurd en uitgewerkt, tot er aan het eind van de rit daadwerkelijk klinkende elementen aan te pas komen. Popmuziek werk precies andersom (‘bottom-up’): het begint met geluid, met klinkend materiaal, vaak zelfs nog voordat er liedjes of composities zijn. De klanken worden als uitgangspunt genomen en geordend, gestructureerd, uit elkaar gehaald, weer in elkaar gezet en door elkaar gehusseld. Het is als een kind dat zonder vooropgezet plan een fort aan het bouwen is - het betekent niet dat hij niet weet hoe het uiteindelijke fort er ongeveer uit moet zien, er zijn immers bepaalde basiskenmerken, maar de details worden gaandeweg uitgewerkt en er blijft altijd een mogelijkheid om ineens een torentje uit te bouwen.
Vanuit die conceptuele benadering, waarin de klinkende uitvoering op de laatste plaats komt, gaat het in veel gecomponeerde muziek dus om het grotere plaatje, om de horizontale lijn: de relatie tussen verschillende secties, onderdelen, motieven, thema’s en de ontwikkeling die gedurende de loop van een stuk wordt uitgezet. Popmuziek, vertrekkend vanuit het basismateriaal, vanuit iets dat er al is, is veel eerder verticaal: er wordt op ieder willekeurig moment ingezoomd op het individuele geluid. Dat is immers het meest elementaire basisonderdeel, de alfa en omega van het bouwwerk. Ontwikkeling, harmonie, structuur en uitwerking zijn allemaal van ondergeschikt (en, let wel, dat betekent niet van geen) belang. Maar wanneer je luistert zoals mijn vader luistert, gaat het mis. Je bent dan aan het zoeken naar iets wat er niet is, en mist op hetzelfde moment waar het wel om gaat. Er is immers geen externe logica, geen overkoepelend concept dat het hele muzikale bouwwerk bijeenhoudt, geen ontwikkeling van A naar Z, maar er is wel klank, specifieke klank, klank met een identiteit en een betekenis. Klank die op elke individueel moment een eigen verhaal vertelt en een interne structuur en logica openbaart; het is dit gedetailleerde plaatje dat je mist als je alleen maar zoekt naar een allesomvattende wereldkaart.