Sander werkt in de thuiszorg en geniet daardoor het voorrecht dagelijks toe te mogen treden tot een wonderlijke wereld, waarin hij mensen ontmoet in hun puurste vorm. Dat hij ze ook nog eens mag helpen is een dubbele beloning, gezien de waardering die hij er voor terugkrijgt. Zo zegt hij het althans zelf. Soms is de waardering echter ver te zoeken, zo blijkt. In deze aflevering leert Sander dat het waar is, wat ze over worteltjes zeggen.
"Weet jij wat je moet doen hier?", vraagt mevrouw vanuit haar stoel in de woonkamer. Als zij me aanspreekt, heb ik het gevoel dat er twee ogen bij me naar binnen priemen. Ze is zo goed als blind, maar ze heeft nog een scherpe tong. "Ja, ik kom uw lunch klaarmaken", zeg ik, terwijl ik de koelkast afstruin op zoek naar onbedorven etenswaren. "U heeft nog twee puntjes liggen, wilt u die hebben?" "Als je ze eerst even onder de kraan afspoelt?”
Ik kijk bedenkelijk naar de twee langwerpige kadetten in mijn handen. "Weet u zeker dat ik deze twee broodjes onder de kraan moet houden?" "Broodjes? Ik dacht dat je zei peentjes." "Nee, ik zei puntjes." "Nou, dan mag je wel wat duidelijker spreken. Snij ze maar doormidden, smeer er boter op en beleg er eentje met kaas en de ander met jam. Schenk ook meteen een glas melk voor me in.”
Mevrouw begint mij steeds dwingender toe te spreken. Misschien is ze boos op zichzelf omdat ze peentjes in plaats van puntjes verstond. Nu projecteert ze haar frustratie op mij, waar ik prima mee kan omgaan. Tot op zekere hoogte. "Die melk is niet meer goed mevrouw, hij is behoorlijk over de datum." "Ja, dat kan ik natuurlijk niet zien. Ik vind dat jullie dat wel in de gaten mogen houden. Jullie zijn toch degenen die elke dag mijn ontbijt, lunch en avondeten klaarmaken?"
Inmiddels is ze aan de keukentafel komen zitten, klaar om bediend te worden. "Wat doe jij eigenlijk voor werk?", vraagt ze vanaf een stoel, pal naast mij. "Dit is mijn werk. En daarnaast ben ik schrijver. "Nou, dat noem ik allebei geen werk. Had je niet gewoon een vak kunnen leren?" Ik kijk nog eens naar de puntjes die nu voor mij op het aanrecht liggen, mieter ze terug de koelkast in en pak zonder aarzelen twee winterpenen uit de groentela. Ik serveer ze op een bord terwijl de aarde er nog rijkelijk aanhangt.
"Eet smakelijk!" "Hee, dit zijn geen puntjes, maar peentjes," valt mevrouw op. "Zeg maar gerust penen. Die puntjes waren toch oud en te hard," lieg ik erachteraan. "Oh?! Heb je ze wel netjes afgespoeld?" "Uiteraard!"
Als mevrouw begint te eten, hoor ik het zand tussen haar kiezen knarsen. Bij elke hap die ze neemt, zie ik haar gebit zwarter worden. Na één peen met grond en al te hebben verorberd, draait ze mijn kant op. Ik weet nu zeker dat wat ze zeggen over worteltjes, geen fabel is. Ze kijkt me recht in de ogen aan als ze zegt: "Gadverdamme, je hebt dit peentje niet gewassen."
Maar dit varkentje mooi wel, denk ik, en ga op weg naar de volgende cliënt.
-
Dit is een gastbijdrage van Sander Ritman, uitvoerend schrijver en verpleegpoëet.