Ieder jaar, terwijl de ene helft van het land de Elfstedenkoorts onder de leden heeft, en de andere helft daar de Elfstedenkoortskoorts van krijgt, droomt Anne van een heel ander ijsfestijn. Koek en zopie van Hopper, vulgaire ijssculpturen van Jeff Koons en een ingevroren Lee Towers, wanneer komt er nu eindelijk een frost fair op de Nieuwe Maas?
Met de nakende dooi lijkt een zekere schaatsmarathon waar ieder jaar weer over gespeculeerd moet worden definitief van de baan. Maar mensen koesteren hun dromen en laten zich daarin niet zomaar hinderen door zaken als logica of realiteitszin. Totdat de eerste hittegolf een feit is, zal er worden gefantaseerd over een Elfstedentocht. En dat begrijp ik. Ik koester alleen een andere fantasie. Eentje die nog veel langer dan zestien jaar op zich laat wachten.
Toen ik er voor het eerst over las, in de roman Orlando: A Biography van Virginia Woolf, was ik ervan overtuigd dat het fenomeen onderdeel was van het magisch realisme waarvan het boek doordrenkt is. Het begint zo:
“The Great Frost was, historians tell us, the most severe that has ever visited these islands. Birds froze in mid-air and fell like stones to the ground. At Norwich a young countrywoman started to cross the road in her usual robust health and was seen by the onlookers to turn visibly to powder and be blown in a puff of dust over the roofs as the icy blast struck her at the street corner.”
Die twee anekdotes mogen aan het imaginair vermogen van de auteur worden toegeschreven, maar The Great Frost heeft wel degelijk bestaan. De curiositeit die op bovenstaand fragment volgt, leek me echter zo fabelachtig dat ik dacht dat het slechts fictie kon zijn. Woolf beschrijft hoe de Engelse koning besloot om de Theems, die tot een diepte van meer dan 6 meter was dichtgevroren, om te toveren tot een wintercarnaval. “Coloured balloons hovered motionless in the air. Here and there burnt vast bonfires of cedar and oak wood, lavishly salted, so that the flames were of green, orange, and purple fire.” Hoewel Woolf ook hier de werkelijkheid wat oppoetst, heeft een dergelijk festijn op een bevroren Theems echt plaatsgevonden. Meerdere malen zelfs, tijdens de Kleine IJstijd (waarvan The Great Frost onderdeel uit maakte) die grote delen van Europa en Noord-Amerika van de zestiende tot de negentiende eeuw in diepe koude hulde. Deze frost fairs waren echter niet het resultaat van een koninklijk besluit om het volk te vermaken, maar van gewiekste ondernemers die hun kans schoon zagen om uitgestrekte meters gratis ijs te exploiteren.
Bakkers, kappers, drukkers, glasblazers; allemaal togen ze met hun handel naar de ijsvlakte. En die handel beperkte zich niet tot de reguliere koopwaar. Zoals elk (vroeg)modern evenement kenden ook de frost fairs hun eigen merchandise. In plaats van posters en t-shirts konden bezoekers gravures en glazen kopen met inscripties als “Bought on ye Thames ice Janu: ye 17 1683/4” (een glas met deze inscriptie is vandaag de dag nog te bewonderen in het Victoria and Albert Museum). Maar de frost fairs waren meer dan kerstmarkten op een bevroren rivier. Naast marktkramen werden er grote tenten op het ijs geïnstalleerd die cafés, theaters en zelfs bordelen huisden. “A bacchanalian triumph”, in de woorden van de 17e eeuwse dagboekschrijver John Evelyn. Er werden slederaces, boogschuttertoernooien en bowlingwedstrijden gehouden en er kon worden gevochten met een beer (een traditie die je overigens tot halverwege de vorige eeuw ook nog op Nederlandse kermissen kon terugvinden). En natuurlijk werd er ook geschaatst. Daar hoefden geen Friese ijsmeesters aan te pas te komen; om de dikte van het ijs aan te tonen werd bij de laatste frost fair, in 1814, een olifant over de Theems geparadeerd.
Met een beetje geluk vriest de Nieuwe Maas dit jaar toch nog dicht en kan het eerste Hollandse ijscarnaval worden georganiseerd. Ik zie een dependance van Diergaarde Blijdorp voor me met niet alleen een olifant maar een heel scala aan dieren in wollen truitjes. De koek en zopie wordt verzorgd door café Hopper, Museum Boijmans van Beuningen laat Jeff Koons overkomen om vulgaire ijssculpturen te maken en Lee Towers geeft zijn vijftigste afscheidsconcert om aansluitend gecryoniseerd te worden.