'Hij zag simpelweg hoe de slak zich terugtrok in zijn huisje wanneer het zich onveilig achtte. Vanwege hun gedeelde lot, voelde Jonathan zich geroepen om de naaktslak ook een toevluchtsoord te bieden.' In dit korte verhaal van Ivana Kalaš neemt Jonathans slakkenfascinatie langzaam zijn leven over.
Het is een regenachtige woensdagmiddag wanneer Jonathan zijn kleren uittrekt en zich op een modderig voetbalveldje in het Amsterdamse Vondelpark laat zakken. Als je zou stellen dat dit is waar het verhaal begint, dat wil zeggen: met een verslagen Jonathan op een regenachtige woensdagmiddag, dan zou je wellicht ongelijk hebben, maar voor Jonathan was dit moment het begin der dingen.
Maar laten we wat eerder beginnen. Nog wel bij Jonathan, maar dan bij iets wat meer als het begin zou kunnen worden beschouwd. Bij een kleine Jonathan, die toen nog ver weg van het Vondelpark, op het platteland van Gelderland, woonde met zijn vader en moeder die het niet altijd even goed met elkaar konden vinden. Bij een Jonathan die vanwege zijn stille en zelden-in-opspraak-belandde houding ook niet al veel vrienden had op school.
Zoals wel vaker in Nederland begint het ook hier op een regenachtige middag, al kan Jonathan zich niet precies herinneren welke dag het was. Het moest een schooldag geweest zijn. Hij zette zijn fiets bij de achterdeur van hun rijtjeswoning en hoorde daar al het gesteggel van zijn ouders. Hij ving flarden op. Hoorde stukken van zinnen. ‘Met Angela, John? Angela?,’ hoorde hij zijn moeder schreeuwen. En daarna ook zijn vader die het had over alle wijn die zijn moeder dronk.
Jonathan voelde zich altijd - en zo ook op deze regenachtige middag - nogal bezwaard om zomaar binnen te stappen tijdens de ruzies. Vooral als zijn ouders hem zouden vragen naar zijn dag. Vooral als hun boosheid naar elkaar zich dan op hem zou richten. Die dag waren namelijk zijn Pokemonkaarten gestolen uit zijn la op school, en die verzameling was behoorlijk duur geweest. Dus besloot Jonathan om de ruzie van zijn ouders uit te zitten op het grasveldje achter de rijtjeshuizen.
Hij zag simpelweg hoe de slak zich terugtrok in zijn huisje wanneer het zich onveilig achtte. Vanwege hun gedeelde lot, voelde Jonathan zich geroepen om de naaktslak ook een toevluchtsoord te bieden
Jonathan plofte neer in het natte gras. Hij dacht aan zijn Pokemonkaarten. Daar had hij zo lang voor gespaard, zo stevig voor onderhandeld met zijn ouders. Zijn koude wangen werden rood, en langzaam warmer. Ook voelde Jonathan een soort storm opwaaien in zijn maag. Alsof hij honger had, maar tegelijk ook misselijk was. Hij voelde de regen niet meer op hem neerdalen. Er ontstond een cocon om hem heen, waarin hij niks meer hoorde of voelde van buitenaf. Ook zijn blikveld werd kleiner. Alles werd steeds donkerder en donkerder totdat er alleen nog een klein puntje over was. En binnenin dat kleine puntje, totaal nietsvermoedend, bevond zich een kleine, glibberige, bruine naaktslak.
Dit is waar we met zekerheid kunnen stellen dat Jonathans fascinatie met gastropoda begint. Nou, niet alle gastropoda. Jonathans fascinatie begon en eindigde met de naaktslak. De dakloze neef van de gewone slak. Hij had destijds het schijnbaar schulploze aardse weekdier verkeerd begrepen als een kansarmere versie van de gewone landslak, die Jonathan beschouwde als een opzichtig vertoon van superioriteit binnen de Pulmonata-familie. Deze verwarring had ertoe geleid dat de jonge Jonathan schelpen van nietsvermoedende slakken had getrokken in een poging om de naaktslak te huisvesten.
Het zou oneerlijk voor Jonathan zijn om hem nu af te schilderen als een diermishandelaar. Hij wist toen - en eigenlijk ook later in zijn leven - vrij weinig af van het algemene rijk Animalia, en nog minder van het fylum Mollusca waartoe de slak behoort. Hij zag simpelweg hoe de slak zich terugtrok in zijn huisje wanneer het zich onveilig achtte. Vanwege hun gedeelde lot, voelde Jonathan zich geroepen om de naaktslak ook een toevluchtsoord te bieden. Onder zijn wenkbrauwen keek hij terug naar zijn huis en zag zijn ouders nog wild gebaren naar elkaar. Hij besloot in het gras te blijven en zo’n huisje op een van de naaktslakken te plaatsen. Maar zodra hij in de buurt kwam merkte hij op dat de naaktslak zich verhardde en nergens meer op reageerde.
Omdat dit verhaal niet over David Copperfield gaat, en wel over Jonathan de Slakkenman slaan we zijn school- en studiejaren over. Er is toch vrij weinig over te vertellen. Jonathan ging geen biologie studeren. Dat is simpelweg niet eens in hem opgekomen. Slakken waren voor hem vrienden, niet het object van onderzoek. Dus hij belandde in de informatica. Daar lag toch het geld, hoorde hij vaak genoeg om zich heen.
Op een gegeven moment kreeg Jonathan een partner. Een opgewekte jongen genaamd Anne, ze kwamen elkaar tegen in het Vondelpark. Hoewel Jonathan nooit biologie is gaan studeren, vond Vrouwe Biologica hem toch in de vorm van Anne. Die had wel biologie gestudeerd en Jonathan en Anne vonden de perfecte gesprekspartner in elkaar. Tijdens zijn studietijd was Jonathan nog steeds veelal in parken te vinden en ook toen hij begon te werken verzaakte hij niet om af en toe zijn lunch of avondeten te delen met zijn oudste vrienden. Toen Anne in zijn leven kwam en met plezier en fascinatie naar hem luisterde over zijn vriendschappen met slakken, had Anne in hem de perfecte persoon gevonden om over zijn passie te praten: kevers. Tenminste, dat dacht hij. Jonathan wilde wel geïnteresseerd zijn in Annes passie maar hij kwam er snel genoeg achter dat kevers wel eens slakken aten. Dus Annes verhalen over hoe hij in Ivoorkust onderzoek deed naar de habitatfragmentatie van mensapen in centraal en west Afrika aan de hand van keveruitwerpselen, vielen in het luchtledige. Desondanks merkte Jonathan dat Anne zeker wel interesse in hem had. Als hij glimlachte om een van Annes grapjes, trok zijn mond scheef - een aangeboren beschadigde zenuw, die Anne reuze charmant zei te vinden.
Er kwam niet veel in hem naar boven behalve het vrij simpele idee om dan maar zoveel mogelijk slakken in huis te nemen
Annes passie voor kevers was geen dealbreaker voor Jonathan. Kevers eten slakken, zo gaat dat. Natuurlijk begreep hij dat het de natuurlijke werking van de natuur was. Maar dat maakte het niet minder droevig voor hem. Hij probeerde zich aan te passen. Anne ging immers met hem mee naar Vondelpark waar ze samen boterhammen en sla achterlieten voor zijn naaktslakken.
Helaas, zoals dat vaak gaat in relaties, bleek er ook in deze een klap op de vuurpijl te bestaan. En wat was die klap op de vuurpijl? Nou, Annes huidverzorgingsroutine, uiteraard. Hij gebruikte namelijk slakkenslijm. Snail mucin. Een heel begeerd ingrediënt. Het hydrateert als de beste. Zo werd Jonathan in ieder geval verteld door Anne toen de laatste hierop aangesproken werd. In eerste instantie vond Jonathan dit fascinerend. Zijn vrienden waren goed voor zoveel dingen! Maar na even doorvragen kwam hij erachter hoe dat slakkenslijm eigenlijk geëxtraheerd werd. Volgens Anne gebeurde dit vroeger – hij legde sterk de nadruk op dit woord – door de slakken in een zuurbad te stoppen. Veel verder dan dat hoorde Jonathan niet. Hij luisterde ook niet meer toen Anne uitlegde dat inmiddels deze kwaadaardige manier gestopt was, niet in het minst omdat de slakken levend ontbinden ervoor zorgde dat ze maar één keer slakkenslijm konden produceren. Maar er was ook de diervriendelijke optie. Als Jonathans oren niet nog aan het nagalmen waren van het vreselijke nieuws had hij misschien gehoord dat de extractie nu plaatsvindt in heuse slakkensaunas. Daar worden de slakken gepamperd en verwend zodat ze vrijwillig het slakkenslijm achterlaten. Het is een win-win situatie. De slak blijft leven en de mens heeft wat slakkenslijm om te smeren.
Maar goed. Door het choquerende nieuws had Jonathan dit alles dus niet gehoord. Al het aanzien wat hij voor Anne had gekoesterd was in één klap weg. Hij staarde voor zich uit terwijl Anne – die inmiddels maar al te goed doorhad wat zijn verhaal teweeg had gebracht – tevergeefs duidelijk probeerde te maken dat het allemaal heus wel goed zat. Hij was bioloog. Hij hield van dieren. Hij zou echt niet zomaar zo’n akelig product gebruiken als hij niet zeker wist dat het op een diervriendelijke manier was geproduceerd. Het mocht niet meer baten. Jonathan was zijn huis uitgelopen, op weg naar het Vondelpark waar hij in het gras ging nadenken.
Wat kon hij eigenlijk doen voor zijn vrienden? Er kwam niet veel in hem naar boven behalve het vrij simpele idee om dan maar zoveel mogelijk slakken in huis te nemen zodat hij zeker wist dat deze niet in die zuurbaden zouden verdwijnen. Het was besloten zoals besloten wordt dat je op een drol trapt . Dat wil zeggen: sommige dingen worden niet besloten, ze gaan per ongeluk. En zo werd Jonathan, per ongeluk dus, slakkenfokker.
Jonathan had uit het Vondelpark allerlei grond, takjes, stenen en andere zaken gehaald waar hij zijn slakkenkameraden van in de buurt zag. Hij had zijn kleine tweekamerappartement omgebouwd tot een zompig park met een luchtvochtigheid waar het lokale zwemparadijs jaloers van zou worden.
Dagelijks nam Jonathan zo’n twintig slakken die hij kon vinden mee naar huis en stopte ze in hun nieuwe geïmproviseerde domicilies. Al het organische materiaal wat de slakken niet opaten brak af, werd een soort compost, gebruikt om helemaal niets te voeden, en dit alles zorgde voor een intense geur in het kleine appartement aan het Hoofddorpplein.
Uiteindelijk trok ook Anne het niet meer. Hij had Jonathans passie altijd gewaardeerd, daar deinsde hij echt niet voor terug, maar dit ging toch echt een stap te ver. Hun gesprekken liepen op niets uit. Of ja, zijn monologen dan. Jonathan was een man van weinig woorden in het algemeen, en in deze staat al helemaal. Als hij niet een kropsla in stukjes aan het scheuren was, liep hij wel rond met een plantenspuit om het huis vochtig te houden. Hij bood nog wel zijn excuses aan aan Anne, het was echt zijn bedoeling niet om hem zo buitenspel te zetten. Maar dit was belangrijk, en dat moest Anne ook inzien.
Het mocht niet baten. Anne vertrok en met Anne ook het laatste hek op de dam.
Jonathan voelt zijn ogen uit hun kassen gedrukt worden, zachtjes en bevrijdend - alsof ze daar niet hadden moeten zitten
In eerste instantie was Jonathan niet erg onder de indruk van Annes afwezigheid. Sterker nog, het was hem bijna ontgaan. Hij was simpelweg te druk. Alle levende en inmiddels dode materie in zijn huis vereiste het nodige onderhoud. Daarnaast leken de slakken vanzelf hun weg naar zijn huis te vinden, want na verloop van tijd krioelde het er van de wezens. Jonathan wist misschien niet veel, maar hij wist vrij zeker dat hij niet zóveel slakken met zich mee had genomen.
Door dit alles verzaakte Jonathan nog naar zijn werk te gaan, laat staan zijn contacten te onderhouden. Pas toen de buurvrouw weer kwam klagen over de stank en er geen Anne was om met haar te praten - toen pas viel het kwartje bij Jonathan.
Hij stond stil in zijn woonkamer, inmiddels meer weghebbend van een vlindertuin, en liet zijn ogen vallen over zijn vloer - gras, grond, zoden - zijn meubilair - doorspekt van gaatjes waar zijn kameraden hadden geprobeerd of dit een van de lekkernijen was die door Jonathan aangesleept werden. Er werd weer aangebeld. Hij hoorde buurvrouw Margreet. ‘Kom nou naar buiten Jonathan!’
Hij keek naar zijn muren die met groengele en zwarte schimmel bedekt waren en naar het plafond, waar condens vanaf druppelde als ware de regen waar hij zo vaak in had gespeeld met zijn gastropodische vrienden. Eerst inspecterend of hij niet op een slak zou zitten, plofte Jonathan daarna neer op de bank. Hij staarde voor zich uit, ogenschijnlijk rustig maar van binnen gierde er een storm. Er werd nog steeds aangebeld, inmiddels ook met de vuist op de deur geslagen. ‘Open doen! Politie!’, galmde het vanuit de gang. Een slak kroop op zijn hand, liet een slijmerig spoor achter op zijn pols. Jonathan keek naar beneden, naar zijn bleke hand met zwarte rouwrandjes om de nagels, en naar de slak die niet reageerde op het gebonk en geschreeuw. Hij aaide de slak over de rug. Het slijmerige slakkenlijfje werd hard. Jonathan stopte met zijn aanraking en zag hoe de rust terugkeerde in de slak. Het vervolgde z’n weg over Jonathans hand en de muur op, op zoek naar voedsel en zich niets aantrekkend van wat het hoorde.
‘Politie! Open doen’, hoorde Jonathan, gevolgd door het harde en schelle gebonk dat niet door een vuist gemaakt kon worden. En daarna niets meer.
Hij stond op van zijn bank toen zijn voordeur uit de scharnieren vloog. Een viertal agenten en Margreet keken door de deuropening. Hun monden hingen open terwijl er een kleine slak zich naar buiten baande tussen het gezelschap door. Daarna kwamen twee agenten naar binnen gerend maar Jonathan zette één voet voor de ander en liep ze voorbij richting zijn deur, die inmiddels aan een enkel scharnier bungelde. Hij stapte over de drempel heen en voorbij Margreet die wild stond te gebaren naar de agenten met de stormram. Die agenten lieten direct de ram vallen en probeerden Jonathan tevergeefs te grijpen. Hun handen glipten van Jonathans schouders af.
Hij zette stap voor stap, voetafdrukken bleven achter. Trap af, portiek uit, naar links en de straat over. Hij was er bijna. Achter hem liep Margreet, en het politiekwartet, maar hem grijpen konden ze niet en het leek er zelfs op dat ze dat niet meer probeerden. Het voetgangerslicht stond op rood maar Jonathan bleef stappen zetten. De auto’s stopten en zelfs de Amsterdamse fietsers trapten op hun rem.
Hij stapte door terwijl de toeschouwers aankeken hoe zijn benen steeds korter werden. Als ze daar niet zo uilig naar hadden gestaard was het ze misschien wel opgevallen dat zijn armen zich ook aan het terugtrekken waren. Jonathan liep het Vondelpark in en met wat er nog over was van zijn armen, trok hij zijn trui uit, en maakte zijn broek los.
Terwijl zijn broek naar beneden zakt, doet Jonathan dat ook. Zonder armen of benen glijdt hij uit zijn kleding, die nooit bij hem had gehoord, het natte gras in. Jonathan voelt zijn ogen uit hun kassen gedrukt worden, zachtjes en bevrijdend - alsof ze daar niet hadden moeten zitten. Ze strekken zich uit naar boven, sprietjes boven zijn hoofd.
Zachtjes druppelt de regen en Jonathans slijmerige lijf krult zich op, als een scheve glimlach.
Dit artikel is onderdeel van de Beestjesweken. Van 16 tot 29 maart zullen alle artikelen die we publiceren gaan over kleine kruipers, slijmerige sluipers en gladde glibberaars.