‘Ik kan wel voor je krimpen.' Dieuke Kingma onderzoekt in een kort verhaal vol spinnenpoten en keverschildjes of de ruimte die je inneemt in een relatie ook weer terug kan geven.
De koelkast bromt.
Buiten heeft zich een koor van krekels verzameld onder mijn raam. In de verte klinkt de stad, het stille geruis van de auto’s die de tunnel ingaan en uitklimmen. Het suizen van mijn rommelende dekbed echoot door de kamer. Het is jaren geleden dat ik lag te tobben in bed voor het slapengaan. Mijn ogen dwalen door de kamer en vinden de muur tegenover me. Een kleine kever is via mijn open raam naar binnen gekropen.
Joost vond het vreselijk, hoe gastvrij ik was tegenover de insecten die mijn nieuwe huis met witgeschilderde muren langzaamaan overnamen. 'Je woont hier nog maar net, Lies,' zei hij dan. 'Wat een bende.'
Er waren spinnen in alle soorten en maten, muggen, kevers, zilvervliesjes, bromvliegen, wespen en soms een verdwaalde hommel. Voordat hij in bed kwam liggen, sloot Joost alle ramen resoluut en veegde hij de zilvervliesjes naast mijn hoofdkussen bruusk weg. Hij maakte kotsgeluiden als hij naar boven keek en de tien spinnen zag die buiten mijn ramen hun huis hadden gebouwd en ik met rust liet omdat ze in ieder geval een deel van de muggen tegenhielden.
Eerder deed ik het wel, die ramen sluiten, want ik wilde dat Joost erover ophield. Maar de zomers zijn te warm tegenwoordig, en ik hou van frisse lucht.
Ik hoorde haar zachtjes zingen, een prachtige fluwelen melodie vol rare sprongen
Het verzamelen was begonnen toen we op vakantie waren naar Ameland en ik weer dezelfde droom had die ik als kind had, nachten aaneengesloten.
Een glimmende, kogelronde, zwarte spin met een rood zandlopertje op haar rug verscheen uit het niets op mijn witte muur. Elke avond zag ik de schaduw van haar glanzende, puntige poten die in een paar seconden alle drie meters naar mijn bed aflegden. Ik hoorde haar zachtjes zingen, een prachtige fluwelen melodie vol rare sprongen. Het klonk als gebogen ijzer, sterk en daadkrachtig, maar ook kwetsbaar. Steeds harder en scherper werd de muziek naarmate ze dichterbij kwam.
Voor ik het wist verdween ze in de plooien van mijn deken, als een zeehond die steeds weer verdwijnt en tevoorschijn komt in de Waddenzee. Elke nacht voelde ik de minuscule stapjes van haar lijfje over mijn armen, door de lichte donshaartjes, over het glooiende landschap van mijn torso en op het trappetje van mijn nek naar boven tot ze mijn lippen open porde met haar voorste twee poten. Haar melodie voelde ik door mijn hele hoofd vibreren. Elke keer schrok ik bezweet en met een bonkend hart wakker op het moment dat ik haar als een Maoamsnoepje mijn keelgat in voelde glijden. De melodie had ik dan de hele dag in mijn hoofd en moest ik hardop zingen om er vanaf te komen.
De koelkast bromt. Ik probeer op mijn ademhaling te letten. Mijn benen bewegen zich plots wild heen en weer, alsof ze te lang zijn en los van me willen om ergens anders heen te gaan. Ik gehoorzaam mijn onrust en stap uit bed. Op mijn bureau staat een roze kaars die ik voor mijn verjaardag kreeg. Ik steek hem aan en ga ervoor zitten. Het licht van de vlam danst ongeduldig over mijn kale muur en maakt de schaduw van een slordig en onregelmatig spinnenweb zichtbaar.
Zachtjes neuriede ik de melodie van de spin
Toen ik Joost vertelde over mijn teruggekeerde droom (zo onverschillig mogelijk maar met mijn hart in mijn keel) aan het Amelandse ontbijt met zachtgekookte eieren en sinaasappelsap, grinnikte hij nog. 'Jij met al je fantasieën,' zei hij. Ik lachte niet. Ik vroeg hem of hij dacht dat het iets betekende. 'Het betekent dat je gestrest bent, Lies.' Ik zei dat dat niet zo was, en hij haalde zijn schouders op. Zachtjes neuriede ik de melodie van de spin en Joost vroeg of ik daar alsjeblieft mee kon stoppen, hij was net wakker en wilde even geen muziek.
En eergisteren, toen ik hem uitlegde dat ik er écht van overtuigd was dat de spin me iets probeerde te vertellen, stond hij met een diepe zucht op. 'Ik herken je niet meer,' zei hij. 'Waar ben je gebleven?' Het werd onze grootste ruzie tot dan toe.
De koelkast bromt. In de vlammen van de kaars zie ik weer zijn bruine ogen, voel ik de warmte van zijn kus. Nu hoor ik enkel mijn eigen hart.
Ik ben harder gaan praten, volgens Joost. Hij kan me prima horen vanaf de andere kant van het huis, zegt hij, 'als je wil dat ik je aanraak moet je dimmen.' Ik ben rommeliger geworden, volgens Joost. Hij duwt mijn kleren en boeken aan de kant en maakt een cirkel voor zichzelf in mijn woonkamer. Ik lach niet meer zo hard, volgens Joost.
'Ik ben meer mezelf dan ooit,' antwoordde ik. 'Maar jij wil het niet zien, jij ziet alleen die insecten.' Hij kneep zijn ogen samen en fronste, zijn mond was een beetje open en ik zag zijn natte tong langzaam heen en weer bewegen.
'Vroeger was je nooit zo,' zei hij en zijn stem brak. Ik had hem in onze vijf jaren samen nog nooit zien huilen en wist niet wat ik ermee moest. Zonder iets te zeggen pakte hij zijn jas, bukte hij voorover om me een kus te geven en liep hij de deur uit.
'Ik ben harder gaan praten, anders luister je niet naar mij,' zei ik toen de deur dichtviel.
'Ik ben rommeliger geworden, omdat daar ruimte voor is in dit huis,' zei ik toen ik opstond en zijn kopje naar de keuken bracht.
'Ik lach niet meer zo hard, ik denk na,' zei ik toen ik in bed stapte en me verstopte onder onze deken.
Ik voel pootjes vastzitten in de groeven van mijn hand
De koelkast bromt. Ik sta op, loop naar de keuken en vind een leeg potje waar ooit misopasta in zat. Mijn bureaustoel rol ik naar de hoeken van mijn huis en voorzichtig klim ik op de zwarte stof. Het is nog niet te laat.
Een voor een til ik de spinnen met hun zachte harige pootjes uit hun zorgvuldig gebouwde webben en duw ze met mijn wijsvinger in het potje. Ze bewegen sneller dan ik dacht en proberen te ontsnappen uit mijn greep. De spinnetjes klimmen op en onder elkaar in mijn handpalm en ik probeer alleen maar te voorkomen dat ik mijn vuist per ongeluk bal. Ik voel pootjes vastzitten in de groeven van mijn hand.
Na de kleine, snelle, harige en met kruisjes versierde spinnen ga ik over op het handjevol zwarte, donkerblauwe en paarse kevers dat onder mijn radiator een huis van stof heeft gemaakt. Hun schildjes wiebelen koud en onrustig onder mijn vingertoppen, en een enkeling keldert omlaag, mijn mouw in en richting de warmte van mijn oksel. Ik pluk de zilvervisjes uit mijn kruidenlade, ze bewegen zo snel dat ik ze bijna niet zie en er per ongeluk twee plet tegen de zijkant van de lade. Hun grijszilvere restjes glimmen in het zachte licht van de kaars op mijn tafel.
De dikke wesp die ik vanmiddag ving met een wijnglas schrikt op als ik het glas ineens richting de rand van de tafel schuif. Zijn vleugels fladderen onrustig en zijn achterpoot zit klem tussen het glas en het lichtgele tafelkleed. Ik schuif het glas weer even de andere kant op en de wesp trekt snel, bijna op een verontwaardigde manier, zijn pootje terug.
De beestjes prop ik een voor een in het ex-misopastapotje. Plots voel ik iets kietelen onder mijn borst. Ik schrik op en trek mijn shirt omhoog. Ik herken eerst het ovale lijfje van de langpootspin en pas daarna zijn poten, die behendig en vlug over mijn buik vliegen. Ik pak hem bij een van de pootjes, zo dun als het uiteinde van een naald, en voeg hem toe aan mijn groeiende collectie.
Een van de spinnen heeft in de tussentijd kunnen ontsnappen en beweegt snel en behendig over de tafel richting de muur. Mijn hand klapt naast hem neer en met mijn duim en wijsvinger weet ik het beestje bij zijn ronde, zachte lijf te pakken. Ik houd hem stevig maar voorzichtig vast en breng hem even op ooghoogte om zijn zachte buikje te kunnen bewonderen.
Sorrysorrysorrysorrysorrysorry, sorry tot de pagina vol is en de zon onder
Daarna duw ik hem met het topje van mijn ringvinger weer terug tussen de krioelende vormpjes in het glas. De haakjes van onrustige keverkopjes proberen houvast te vinden aan de gleufjes van mijn vingerafdruk, maar ik veeg ze behendig af aan de rand van het potje. Op de bodem verdwijnt het lieveheersbeestje in een hoopje wriemelende zilvervisjes, en het lijfje van de wesp verdwijnt stukje bij beetje in de bekken van twee spinnen, die het beest met hun harige poten hebben vastgepind tegen het glas.
Snel pak ik de paarse deksel en duw hem op het potje. Ik draai de glazen kooi met snelle bewegingen dicht en geef de bodem een tik tegen de tafel zodat alle insecten omlaag vallen. Behalve een.
Een prachtige, donkerblauw gekleurde spin bungelt met een half pootje aan de rand. De andere helft steekt uit de deksel, drie centimeter verder naar links, waar hij moet hebben gezeten toen ik het potje zo snel dicht draaide. Shit.
Ik houd het potje dicht bij mijn ogen, bekijk zijn kleine harige lijf, en moet een brok in mijn keel wegslikken. Ik sluit mijn ogen, adem diep in en geef het potje nog één harde dreun op de tafel. Even zwaait de spin nog snel van links naar rechts, steeds langzamer en langzamer, tot het pootje afbreekt en het lijfje met zeven poten verdwijnt in de zwarte pruttelende massa.
Sorrysorrysorrysorrysorrysorry, sorry tot de pagina vol is en de zon onder.
Ik kan wel voor je krimpen.
Ik klim voorzichtig in bed en leg mijn hoofd voorzichtig neer op mijn hoofdkussen. De insecten bewegen wild rond in het glas. Ik blijf er even naar staren en neurie zachtjes de melodie van mijn spin terwijl ik het dikke glas en de lijmresten streel met mijn duimen. De wesp is nog maar voor de helft over, zilvervliesjes verwonden elkaar tot ze slijmerige restjes zijn van wat ze ooit waren.
De spin met zeven poten ligt roerloos onderin. Nu kan Joost weer komen slapen.
Dit artikel is onderdeel van de Beestjesweken. Van 16 tot 29 maart zullen alle artikelen die we publiceren gaan over kleine kruipers, slijmerige sluipers en gladde glibberaars.

Dieuke Kingma (2000, zij/haar) doet een master Journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam, schrijft, en werkt als eindredacteur en vormgever. Ze houdt van audiodocumentaires, wandelen en Patti Smith.

Jip Piet (1988) is een veelzijdig kunstenaar uit Nederland en momenteel gevestigd in Rotterdam. Na zijn studie aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten maakte hij onder andere tekeningen voor De Correspondent, Wobbyclub, De Volkskrant, NRC en Goldband.