Joost Conijn vloog in zijn zelfgebouwde vliegtuig over de Sahara, schreef een boek over de reis en maakte voor de boekpresentatie een voorstelling, die aanstaande donderdag in de Stadsschouwburg Amsterdam zal plaatsvinden. Helena Hoogenkamp en Bart Verbunt gingen bij hem langs op het oude industrieterrein waar hij woont en werkt.
Joost Conijn ontvangt ons op het dak van zijn loods. We mogen alleen stappen op plaatsen waar het hout wordt ondersteund door het gebogen ijzer van de onderliggende golfplaten. Het voormalig industrieterrein waar Conijn woont ligt vlak langs het spoor, treinen die voorbij razen overstemmen af en toe het gesprek. De zon schijnt, hij draagt een zonnebril die nog van de moeder van zijn ex-vriendin is geweest. Beneden in zijn werkplaats hebben we zijn zelfgebouwde vliegtuig gezien en een maquette van de Stadsschouwburg, waarin hij op 13 september zal landen met zijn vliegtuig. Conijn vertelt hoe het plan om een film te maken uitdraaide op een boek en het boek in een voorstelling "die zich afspeelt in het luchtruim boven het podium".
Na zijn afstuderen aan het Sandberg Instituut bouwde Conijn een vliegtuig en maakte een film over een zelfgebouwde houten auto waarmee hij door Oost-Europa reed. De auto reed op hout, hij reisde van dorp naar dorp en kreeg vaak hout van de mensen die hij onderweg tegenkwam. Later bouwde hij nog een vliegtuig. Conijn was van plan een film te maken over hoe hij hiermee naar Afrika vloog. "Ik had wel vijftig bandjes bij me en een videocamera. Ik dacht: laat ik het groot aanpakken, ik wilde ook ergens voor schrijven. Uiteindelijk kon dat voor de daklozenkrant. Toen heeft een vriend van mij NRC Handelsblad gemaild. Dat zou ik zelf niet durven." De redacteur nodigde hem uit voor een gesprek op een terras in Amsterdam en zegde hem een hele pagina in de weekendkrant en een honorarium toe. "Ik vroeg nog: 'zal ik iets voorlezen?' 'Hoezo, hou je van voorlezen?' 'Nee maar u heeft nog nooit iets van mij gelezen'". Conijn las een verhaal voor en de redacteur vond het goed.
De eerste zes weken reisde hij samen met een vriend die hem hielp in de opstartfase van zijn schrijven, daarna moest het alleen. Conijn vond al snel een ritme: "Als ik ergens aankwam zat ik vol verhalen, dan moest ik me afsluiten om te schrijven, soms was het moeilijk concentreren vooral die keer dat ze mijn paspoort hadden afgenomen, ik zat zwaar in de problemen. Ik had een dag nodig om aan te komen en uit te rusten, één of twee dagen om te schrijven. Dan had ik weer vier dagen om te reizen." Hij landde in de gevaarlijkste stukken van Afrika en steeg een aantal keer op zonder toestemming. Hiervoor zat hij een tijdje in de gevangenis. Zijn blik veranderde door het schrijven: "Je krijgt er een zintuig bij dat de hele tijd zinnetjes opvangt. Het is een soort film waar je in zit." De film die hij had willen maken kwam er niet: "Ik was veel op militaire vliegvelden, daar mocht ik niet filmen. Je mag ook geen soldaten, politieagenten, en douaniers filmen, en die kom je natuurlijk veel tegen. Je mag niet vanuit de lucht filmen in veel landen... Toen heb ik me volledig op het schrijven gericht."
Nooit vastpinnen
Al na twee stukken in de krant toonden verschillende uitgeverijen belangstelling voor een boek over de vliegreis. Conijn koos voor de Bezige Bij en ging aan de slag. Voelt de filmmaker zich nu ook een schrijver? "Ik voel me helemaal niets", zegt hij, "ik vind het vervelend als ik ergens op wordt vastgepind. Schrijven, filmen of dingen maken lijken op elkaar, je bent bezig met stijl en constructie. Als je met je handen werkt heel letterlijk, als je bijvoorbeeld een vliegtuig bouwt. Schrijven is kijken, film is ook kijken. Ik denk altijd in dingen maken.. Waarom doe ik dat eigenlijk, dingen maken?" Hij denkt even na. "Dat is zo een existentiële vraag, daar heb ik eigenlijk nooit dieper over nagedacht." Hij lacht en doet er nog een schepje bovenop. "Omdat ik altijd dingen aan het maken ben natuurlijk."
Het schrijven is Conijn bepaald niet aan komen waaien: "Ik kon pas lezen toen ik negen was." Hij heeft op meerdere middelbare scholen gezeten en had flinke hiaten in zijn kennis van het Nederlands. "Gelukkig had de leraar Nederlands een zwak voor mij, dus dat was nooit een probleem." Nog steeds gaat het niet vanzelf. "Het nadeel van schrijven is dat je heel stil moet zitten achter een bureautje, daar word ik neurotisch van. Schrijven is ijsberen. Terwijl iets met je handen maken is heel zen, daar word ik rustig van. Als ik moet opruimen in mijn hoofd ga ik naar mijn werkplaats, iets maken." Als lievelingsschrijvers noemt hij Maarten Biesheuvel, Gerard Reve en Antoine de Saint-Exupéry, die ook over vliegen heeft geschreven. "Als ik aan het schrijven ben wil ik weten hoe anderen dat doen. Lezen doe ik functioneel." Ook naar films kijkt hij als een maker. We vragen wat hij ter ontspanning doet. "Wielerwedstrijden rijden."
Voor het echie
Schrijven heeft Conijn geleerd met het ontstaan van zijn eerste boek: "Ik vind het moeilijk om dingen goed te vangen in woorden, vooral wanneer ik er dicht op sta." Hij denkt even na. "Ik moet het helemaal uitvinden, doe alles drie keer." Toch schrijft hij om gepubliceerd te worden. "Voor mij is er geen verschil tussen oefenen en echie. Heb jij wel het gevoel dat je in het leven dingen oefent om ze dan in het echt te doen? Ik denk dat je gelijk in het diepe moet springen. Dat geoefen is eigenlijk een excuus, voor mij dan. En dan leer ik het pas. Zo is het bij mij altijd geweest: gewoon gelijk doen voor het echt. Dat risico maakt ook dat het goed wordt. Door die spanning."
Toch moet Conijn af en toe nog wel even wennen aan de implicaties van zijn keuzes: "Soms zweef je nog boven je eigen stap terwijl je eigenlijk al lang besloten hebt." Dit gold ook voor de presentatie van zijn boek in de Stadsschouwburg Amsterdam. Conijn mailde de directeur van de Stadsschouwburg om te vragen of hij daar iets kon doen. De directeur was enthousiast, maar ook streng. "Ontwikkel een idee voor een voorstelling, dan kijken we over een maand of het wat is." Zo begon Conijn weer aan iets nieuws, daar haalt hij voldoening uit: "Ik hou er niet van om dingen te herhalen. De ervaring van iets voor de eerste keer doen, daar gaat het mij om, de overwinning op iets waarvan je eerst niet wist of het zou lukken. Het ene volgt uit het andere, daar vaar ik op."
Jong en oud
Als kind deed Conijn al zijn best om zijn leven zo min mogelijk in te perken. "Ik wilde alles worden. Ik deed alle vakken op school, zodat ik nog naar alle universiteiten zou kunnen. Mijn wereld moet zo groot mogelijk blijven." Uiteindelijk ging hij naar de Gerrit Rietveld Academie. "Ik had een romantisch idee bij kunst. Bij mijn ouders kwamen kunstenaars op bezoek en dat waren de interessantste bezoeken. Die kropen over het kleed, er was altijd iets aan de hand. Het was een andere wereld, waar je eigenlijk niet zo veel grip op had." Tijdens het derde jaar van zijn studie werd het Sandberg Instituut opgericht en dat wilde Conijn wel proberen, dus stapte hij over. Na de film over zijn reis door Oost-Europa ging het snel met zijn carrière.
We vragen ons af wat iemand die met zo'n vaart leeft vindt van ouder worden. "Voordat ik veertig werd had ik nooit een besef van ouder worden, niet mee bezig", zegt hij. En na een korte stilte: "Het is meer dat andere mensen steeds jonger worden. Ik heb misschien meer dingen gedaan, maar voor de rest maakt het ook niet veel uit. Leeftijd is voor mij geen categorie, een categorie is meer: mensen met een rijtjeshuis en een auto en twee kinderen of zoiets. Maar misschien vergis ik me wel, ik ga natuurlijk ook veel te veel met jonge mensen om." Eén vriend van Conijn, schrijver A.L. Snijders, is al in de zeventig. "Die is zo wijs, die weet zo veel, hij is een interessante man", zegt Conijn over hem. "Ik vind mensen die grote dingen doen interessant." Door de verhalen van A.L. Snijders zijn we Joost Conijn op het spoor gekomen. Ze kennen elkaar via Snijders' zoon, die samen met Conijn op het Sandberg zat. De afgelopen jaren waren ze vaak samen te gast bij voorleesmiddagen of radio-interviews. Over hun dynamiek bij zulke gelegenheden zegt Conijn: "Hij hijst me de hele tijd enorm op een schild en dan hoef ik eigenlijk niets meer te doen. Ik ga hem dan een beetje stangen, anders wordt het saai. Dan gaat hij je enorm terugpakken... Hij is superscherp."
Zonder ballast
De mensen die hij tegenkomt op zijn reizen boeien hem om op een andere manier. "Op reis vind ik het interessant om in dingen verzeild te raken. Dan zie je dat er niet één waarheid bestaat, dat mensen uit allerlei culturen andere ideeën hebben over het leven. Dat maakt de dingen minder absoluut. Ik vind het bevrijdend om van gezichtspunt te veranderen." Onderweg maakt Conijn "vrienden zonder ballast": "Je hebt geen verleden met die mensen en je gaat ook niet verder met ze. De vriendschap zit in de gastvrijheid, in de ontmoeting en het contact dat je hebt. Het is heel bijzonder dat als je in een vreemd land bent mensen je uitnodigen." Maar hij mist ze niet als hij weer terug is. "Ik heb ze in herinnering", legt hij uit. "Als ik dan loop dan denk ik: 'Daar is Afrika en daar was ik toen, en daar was die en daar heb ik dat meegemaakt'. De wereld is heel groot omdat je denkt aan al die plekken waar je bent geweest. Hier hebben ze het over buitenlanders, maar ik denk 'Marokkanen, lieve mensen dat was leuk daar', terwijl hier vaak het idee is: Buitenlanders, die pikken alles af, die eten alles op. Ik heb daar dan een idee bij omdat ik er ben geweest, omdat het een bijzondere ervaring was."
Voor we opstaan om van het dak af te klauteren, vragen we nog naar zijn toekomstplannen. Conijn laat weinig los, hij houdt ze voor zichzelf. We wensen hem succes met zijn boek en de presentatie. Conijn zegt dat hij uitkijkt naar 14 september. Bart vraagt "Bedoel je niet de dertiende, de datum van de voorstelling?" "Nee", antwoordt hij, "vooral de dag erna".