'je kruipt uit je dode vel / naar buiten / de broeierige nacht in': tussen ongemak en walging in dicht Moni Zwitserloot over zowel baren als geboren worden.
leg je handen op je gezicht
vingers op je voorhoofd
palmen op je wangen
duimen onder de aanhechting van je oren
kantel je hoofd licht naar voren
kauw met je kaak
voel met je vingers je slapen
aanspannen ontspannen
aanspannen ontspannen
ontspan
laat je kaak in je handen zakken
maak je tong los van je gehemelte
laat het als een slak
door je speeksel bewegen
samentrekken en strekken
samentrekken en strekken
een vloeiende beweging
langs je gladde tanden
de binnenkant van je wangen
adem in
klap je ribben open
voel hoe de korsten op je gewrichten verpulveren
hoe ze een een laag stof op je longen vormen
adem uit
klap je ribben dicht
pak het losse vel bij je elleboog
knijp erin
trek eraan
tot de huid van het vlees loskomt
tot je het als een handschoen
vinger voor vinger uit kunt trekken
je huid komt overal los
je stroopt het naar beneden
tot de zwaartekracht het overneemt
vel verzamelt zich in golvende stapels
bij je hoofd begint de huid zijn rek te verliezen
droog en poreus hangen de vezels aan elkaar
je probeert te roepen
je mond wordt opengetrokken
je lippen een uitdijende cirkel
je zweet spreekt voor je
hangt aan het plafond
je dij drukt tegen de vochtige stoel
je hoofd zakt op de leuning achterover
zoute druppels vallen op je blootgelegde tong
je wordt gegaard
in deze bloedhete ruimte
je ruikt de geur
van geschroeid vlees
legt een hand op je buik
die ondertussen in je schoot ligt
het krampt onder je vingers
een speldenkussen in je darmen
je voelt weeën en begint te persen
je baart je verteringsstelsel via je anus
een dikke darm
een dunne darm
een slokdarm
wikkelen zich om je heen
een slang die hun prooi langzaam wurgt
je kruipt uit je dode vel
naar buiten
de broeierige nacht in
op handen en knieën
naar de rand van de stad
voor de laatste flat
zak je naast de stoeprand
door je armen
je gezicht in de gevallen bladeren
een frietbakje klotst tegen je voet
je grote teen gedoopt in mayo
je haren weken los van je hoofd
wikkelen zich om de spijlen
van de afvoerput
een gebroken fles drijft
langs je wenkbrauw, je wimpers
de scherpe rand snijdt je oogbal open
een glibberige zwarte substantie
spoelt richting het riool
de geur van beschimmelde boterhammen
tast je hersenen aan
rul gehakt in de kom van je schedel
een ei breekt op je kruin
druipt langs je nek naar beneden
twee werkhandschoenen
pakken je op en smijten je aan de overkant de bosjes in
twee vuilniszakken erachteraan
je ligt op je rug tussen de brandnetels
waar ooit je navel zat
een poel waaruit bloed verdampt
mossige haren eromheen
wortels penetreren je poriën
spietsen alles wat ze tegenkomen
broeierige vruchtlichamen
wippen de nagels van je vingers
een dode slak ligt in je mond
opgedroogd slijm in je keel
je grijnst kleverige tralies
voor je tanden
kokende vochtophopingen
ingesnoerd door strakke huid
urine stroomt uit je plasbuis
prikt in je vlees
mengt zich met het vocht uit je vagina
mengt zich met het vocht uit je penis
je hoest
je hoest je long eruit
als een zak hangt het voor je mond
een zak waar je in en uit moet ademen
in en uit om niet in paniek te raken
je aders kruipen als mycelium
je lichaam uit
je spettert vruchtbaarheid
eindelijk aarde
eindelijk communicatie
eindelijk communicatie
je bewustzijn verplaatst zich ondergronds
een vers vel
je ligt opengevouwen op tafel
een koor fluisterende stemmen
en overal spiegels
en alles begint te draaien
je wordt gevuld met
rood glittervlees
gele glitterlymfe
witte glitterbotten
een caleidoscoop waar hard aan wordt gedraaid
je wordt aan elkaar genaaid met zilverdraad
in elke spiegel een ander spiegelbeeld
in alle spiegels word je verblindt door de reflectie
je hoort alleen de stemmen nog
de geur van verbrand plastic
vermengt met smeulend haar
ze zeggen de slakken komen
ze zeggen iedereen is een beetje kannibaal
we trekken de losse vellen van onze nagels met onze tanden
we bijten op de binnenkant van onze wangen
ze zeggen de slakken komen
ze zeggen nu komen ze
en hun tongen veranderen in parende slakken
die over je lichaam glijden
en dan groei je naar boven
een inktzwam door het asfalt heen
zwarte beekjes stromen langs je gezicht
kleverig plakken ze om je hoofd
je strekt je armen naar voren
twee tentakels reageren
voelsprieten met slakkenogen
je kijkt ermee om je heen
het is nacht
je staat in het licht van een lantaarnpaal
er groeien stuifzwammen op je voetzolen
bij elke stap verspreid je rokende glittersporen
je hoort gehoest
je draait je tentakels richting het geluid
je ziet
een slakkenstaart waar ooit je billen zaten
een glimmende slijmlaag op de weg
een groepje mensen dat erin vastplakt
Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Sara Mertens maakte het beeld bij deze teksten en gaf ze allemaal een plekje in een zachte, groene zoekplaat.
Moni Zwitserloot houdt van experimenteren. Die probeert woord en beeld in zoveel mogelijk vormen te gieten. Momenteel zijn gif-gedichten en stopmotion-gedichten diens favoriet.
Sara Mertens (1994) is illustrator en striptekenaar. In de beelden die ze maakt lopen droom en werkelijkheid door elkaar. In een heldere lijn verbeeldt ze de meest onopvallende gebeurtenissen. Centraal in haar werk staat de relatie die we aangaan met elkaar en onze omgeving.