Asset 14

De zachtaardige nihilist I

Thijs Kleinpaste geeft met enige regelmaat gastcollege over een bewonderde auteur. Omdat het zomer is en je in de zomer kunt doen wat je wil, dit keer een dubbele editie over het leven en werk van één van de weinige Russische schrijvers die geniaal was zonder ook gek te zijn: Ivan Toergenjev, ironische beschouwer van zijn tijd.

1.

In zijn roman De taal der liefde schrijft Gerard Reve: “Ik lees wat er behouden is gebleven van de briefwisseling Tolstoj - Toergenjev. (En ik herlees het hele werk van Toergenjev.) Je merkt wel, wat een afschuwelijk domme bruut en barbaar Tolstoj, en welk een (tot nu toe vrijwel onbekend gebleven) genie Toergenjev was.”

Die briefwisseling tussen Toergenjev en Tolstoj was een paar jaar eerder door Gerards broer Karel bezorgd als De holbewoner en de literator. De broers Van het Reve waren één in hun bewondering voor Toergenjev. Van de grote drie is er maar één de grootste, en dat is niet Tolstoj of Dostojevski. Dat oordeel is volkomen juist, en het daarom ergerlijk dat uitgerekend Karel van het Reve, als zijn vertaler, Toergenjev voor het Nederlandse publiek zo heeft platgeslagen. Van het Reve heeft geen ongelijk als hij Toergenjev opvoert als gematigd politiek mens – hij doet alleen zijn gelaagdheid onrecht. In zijn essays gaat Van het Reve op zijn best oppervlakkig in op de politieke betekenis van Toergenjevs werk. Hij reduceert in Geschiedenis van de Russische literatuur zijn opvattingen tot die van het soort liberaal dat uit goeiigheid, instinctief, de redelijkheid aanhangt, maar door een aangeboren frivoliteit niet goed heeft nagedacht over de vraag waarom.

Toergenjev benadrukt dat zijn romanpersonages reflecties waren van types die hij tijdens zijn leven tegen het lijf liep.

Van het Reve maakt opzichtig een punt van zijn stelling dat de karakters in Toergenjevs romans geen "typische vertegenwoordigers" van hun tijd genoemd mogen worden, omdat levende evenbeelden van zijn personages nergens opduiken in beschrijvingen van tijdgenoten. Die interpretatie is zwak en een beetje beledigend, zo zwak zelfs dat het moeilijk is te begrijpen wat die bewondering die Van het Reve voor Toergenjev had eigenlijk waard was. Toergenjev zelf benadrukt in zijn brieven en memoires dat zijn romanpersonages reflecties waren van types die hij tijdens zijn leven tegen het lijf liep. Die figuren zijn misschien niet ‘typisch’ – dat was ook niet het belangrijkste: ze moesten de ideeën die hij probeerde te doorgronden verbeelden. Zijn personages zijn geboetseerd uit de eigenschappen die Toergenjev zag in zijn vrienden of bij zichzelf.

Illustratie: Joost Stokhof.

Toergenjev mag zich praktisch nooit direct geëngageerd hebben met politieke vraagstukken – niet zoals zijn vrienden Vissarion Belinski of Alexander Herzen in ieder geval – hij nam actief deel aan de ideeënstrijd die zulk engagement omkleedt. Toergenjev volgde de politiek en onderhield contacten met verschillende generaties radicalen en revolutionairen. Achter de schrijver die altijd zorgvuldig zijn ironische afstand hield, schuilt één van de briljantste beschouwers van de negentiende eeuw.

2.

Ivan Sergejevitsj Toergenjev werd geboren in de herfst van 1818 in Orjol, ongeveer halverwege Moskou en Kiev. Zijn moeder was een wrede, tirannieke vrouw die het huishouden in een ijzeren greep hield en haar lijfeigenen liet afranselen. Zijn vader een knappe, jongere man uit een familie van naam die met haar getrouwd was om haar vermogen. Met zijn moeder kan Toergenjev niet door een deur, zijn vader speelt geen grote rol in zijn leven.

Op zijn zestiende begint hij zijn universitaire opleiding in Moskou. De jonge Toergenjev is rusteloos, beneveld door filosofie en verliefd op iedere mooie vrouw die hij ziet, voortdurend bang iets van het leven te missen. In 1838 studeert hij samen met Michael Bakoenin in Berlijn, en hij reist tussendoor half Europa rond. Bakoenins talent voor lange monologen was ongeëvenaard, en door diens toedoen raakt Toergenjev in de ban van de Duitse idealistische filosofie. De twee vrienden voeren eindeloze nachtelijke discussies en schuimen samen door het nachtleven van Berlijn. Na een verblijf van drie jaar in Europa keert hij terug naar St. Petersburg. Daar sluit hij vriendschap met Vissarion Belinski, de literatuurcriticus. Belinski oefent, ondanks zijn vroege dood, een levenslange invloed op hem uit.

"We hebben het bestaan van God nog niet opgelost, en u wilt gaan eten!"

Toergenjev bewonderde Belinksi niet alleen om zijn legendarische kwaliteiten als criticus, maar ook om zijn onwankelbare karakter, zijn instinctieve gevoel voor goed en kwaad, en zijn onvermoeibare toewijding aan zijn idealen. Belinski twijfelde voortdurend en aan alles, maar die twijfel bracht hem er alleen maar toe nog harder te zoeken naar de waarheid. Toergenjev beschrijft een gesprek dat hij had met Belinski. Na een lange discussie verslapt de aandacht van Toergenjev, en hij stelt voor een wandeling te maken, of even iets te eten. Belinksi antwoordt bitter: "We hebben het bestaan van God nog niet opgelost, en u wilt gaan eten!" Toergenjev bezweert dat Belinski dit niet als grap bedoelde.

Halverwege de jaren veertig ontvlucht hij de tsaristische repressie en emigreert naar Europa. Daar schrijft hij, onder Belinski’s invloed, toneelstukken gedichten en korte verhalen. De beroemdste daarvan verschijnen vanaf 1847 als feuilleton, en worden in 1852 gebundeld als de Jagersverhalen.

In de zomer van 1850 keert hij wegens het overlijden van zijn moeder terug naar Rusland en blijft er voor langere tijd. Hij komt in de problemen met de censors als hij Nikolaj Gogol na zijn overlijden in een kort essay prijst en wordt verbannen naar zijn landgoed Spasskoje, waar hij anderhalf jaar blijft. Na 1861 vestigt Toergenjev zich permanent in Europa en reist alleen nog voor relatief korte bezoeken naar Rusland. Een flink deel van zijn leven reist hij achter zijn grote liefde Pauline Viardot aan, met wie hij een wat merkwaardige verhouding heeft. Ze sturen elkaar intieme brieven, maar Toergenjev is ook bevriend met haar echtgenoot, en woont soms zelfs bij ze in.

Zijn leven lang heeft hij pijnen en kwalen. Sommigen zijn ingebeeld, andere reëel. Toergenjev heeft bulten en cystes, gewrichtspijn en rugklachten, en overlijdt in 1883 als 64-jarige aan een tumor in zijn ruggengraat. Bij hem zijn Pauline Viardot en enkele vrienden.

Na zijn vijftigste wisselt hij sombere brieven uit met Gustave Flaubert, waarin hij schrijft dat alles wat menselijk is hem enorm de keel uit begint te hangen.

Zijn laatste levensjaren worden afwisselend gekenmerkt door zwaarmoedigheid en opgewekt cynisme. Na zijn vijftigste wisselt hij sombere brieven uit met Gustave Flaubert, waarin hij schrijft dat alles wat menselijk is hem enorm de keel uit begint te hangen. Leven met de doodsverachting van Flaubert kon hij echter niet. Toergenjev is klaar met het leven maar bang voor de dood. Hij maskeert het met zelf-relativerende spot. Als hij door Oxford wordt benoemd tot hoogleraar (in het recht, waar hij niets van begrijpt), schrijft hij geanimeerd aan Pauline dat de rode mantel die hij daarbij kreeg goed van pas komt bij hun wekelijkse spelletje hints. Toch is Toergenjev trots op de erkenning die hij krijgt, en erg gevleid door de wijze waarop hij in Engeland in de watten wordt gelegd. Altijd blijft echter het ijzige niets op zijn bewustzijn drukken. Op kerstavond 1859 stuurt hij een brief aan Jelizaveta Lambert, waarin hij zucht over de zinloosheid van het leven. De toon is larmoyant en typerend voor zijn karakter:

“…en ook is de gedachte voortdurend in mij aanwezig aan de ijdelheid van al het aardse, aan de nabijheid van iets dat ik niet kan aanduiden. Het woord ‘dood’ alleen drukt dat iets niet geheel uit, vandaar een wending tot God, gepaard aan een drang om weg te gaan naar ongerepte, groene weiden. […] Ik weet nog dat ik, toen ik nog jong was, wilde dat elk ogenblik van mijn leven betekenisvol zou zijn… Wat een vermetele en welhaast zondige wens! Laat het beekje maar voortkabbelen totdat het uitstroomt in de zee!”

Toergenjev staarde in de afgrond, en de afgrond staarde terug.

Toergenjev staarde in de afgrond, en de afgrond staarde terug. De constatering dat alles ijdelheid is, terwijl hij tegelijkertijd verlangt naar een soort verlossing daarvan, kenmerkt zijn karakter en wereldbeeld, zichtbaar in zijn werk. Zijn beste personages realiseren zich uiteindelijk dat de wereld zich niets van hen aantrekt. Ze spiegelen daarin een eigenschap van Toergenjev zelf: hij verlangde er naar een geloof te hebben en zijn eigen bestaan betekenis toe te kennen buiten het banale en het alledaagse – maar hij is er niet toe in staat.

3.

Eén van de mooiste essays die ideeënhistoricus Isaiah Berlin schreef, gaat over Toergenjev en zijn (politieke) overtuigingen. Toergenjev had, volgens Berlin, het ‘bezeten genie’ van Dostojevski noch Tolstoj. Bezeten schrijvers maken vuistdikke boeken; Toergenjev schreef korte verhalen, novelles en romans van bescheiden omvang. Toergenjev is een beschouwer, niet iemand die grote ideeën verkondigt. Met Tolstoj onderhield hij een moeizame relatie die zo nu en dan een tijd stillag door een breuk. Hun temperament en karakter verschilden sterk. Tolstoj zag zijn Oorlog en vrede als een grootse studie naar de relatie tussen het individu en de geschiedenis, Toergenjev verzuchtte dat hij hoopte dat Tolstoj, als er weer een volgend deel van de roman zou verschijnen, het gefilosofeer achterwege zou laten.

Als Tolstoj hem vraagt te schrijven voor een zuiver kunstzinnig en literair tijdschrift bedankt Toergenjev beleefd, omdat de tijd niet vraagt om ‘lyrisch getsjilp’.

Dat betekent niet dat Toergenjev niet geïnteresseerd was in zulke vragen. Hij benaderde ze alleen anders. Toergenjev merkte vroeg dat het schrijven van filosofie en non-fictie hem niet lag, en staakte dus zijn pogingen daartoe. In de laatste brief die hij aan zijn vriend (en toen ook redacteur) Belinski stuurt, kort voordat die overlijdt, schrijft Toergenjev dat hij werkt aan een stuk met de titel ‘De slavofielen en het realisme’. Het stuk verschijnt niet, maar hij publiceert dan wel de verhalen die later gebundeld worden als Jagersverhalen. Aan zijn vriendschap met Belinski houdt hij het idee over dat literatuur in sommige perioden niet alleen maar kunstzinnig kan of zelfs mag zijn. Als Tolstoj hem vraagt te schrijven voor een zuiver kunstzinnig en literair tijdschrift bedankt Toergenjev beleefd, omdat de tijd niet vraagt om ‘lyrisch getsjilp’.

Toergenjev kon echter niet uit de voeten met hoog-geëngageerde polemiek. In zijn memoires verdedigt hij zich tegen de kritiek dat hij de Jagersverhalen schreef toen hij in Europa was, ver van de politieke worstelingen in zijn thuisland. In Rusland hield hij het juist niet uit. Hij kon en wilde niet dezelfde lucht ademen als zijn tegenstanders. Alleen vanaf een zekere afstand was hij effectief.

Die afstand die Toergenjev nodig heeft is niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Hij moet zichzelf losmaken uit de grilligheid van de werkelijkheid om, in fictie, twee keer zo hard uit te kunnen halen. In Eerste liefde laat hij de jonge vrouw op wie de anderen verliefd zijn op een zeker moment een literatuuropvatting formuleren die dicht bij zijn eigen ideeën staat: “Dat is het mooie van poëzie: zij zegt ons dingen die niet bestaan, en die niet alleen beter zijn dan het bestaande, maar zelfs meer op de waarheid lijken.” Het had gemakkelijk zijn motto kunnen zijn. Onderzoeken van wat mensen beweegt, wat ze drijft, en het doorprikken van de illusies die daarbij horen vormt de rode draad van zijn werk, maar het echte leven moet worden omgezet in fictie, omdat dan pas de betekenis ervan zichtbaar wordt. Zijn engagement bestaat niet uit stellingname, maar uit het zo eerlijk mogelijk doorgronden van mensen en hun ideeën. Goede schrijvers, schrijft Toergenjev in een voorwoord bij zijn verzamelde werk, zijn net zo min in staat een loflied als een smaadschrift te schrijven. Goede schrijvers laten zich niet lenen voor propaganda, maar streven ernaar ‘de geconcentreerde afspiegeling’ van het leven om hem heen te zijn. Toergenjev kiest geen partij, maar vlucht ook niet in esthetiek. Hij gebruikte zijn romans om de ideeën die in zwang raakten tijdens zijn leven te analyseren, te doorgronden en te verwerken. Zijn goede vriend Pavel Annenkov schetste hem als volgt:

“Toergenjev had niets anders voor ogen dan van de fenomenen waarmee hij in aanraking kwam door ervaring en observatie te analyseren, en ze om te zetten in zijn geestelijk kapitaal—en in dit analytische werk liet hij kwaliteiten zien als denker, dichter en psycholoog die zijn premature biografen overdonderde.”

Toergenjev stemde in met die karaktertekening, en schreef terug: “Ik was erg vertederd en ietwat verbaasd: daar spreekt een vriend, en wat diep grijpt hij met zijn vingers in mijn ziel… Maar eigenlijk deed het geen pijn.”

De grondstemming van Toergenjev is, uitgezonderd zijn studententijd, altijd die van een ironicus die zich niet laat inpakken door de mystificatie van het leven. In een brief aan Pauline wordt goed zichtbaar dat Toergenjev niets zonder meer geloofde, en alles wilde doorgronden. Hij is negenentwintig jaar oud, en net zoals veel van zijn vrienden toeschouwer van de revolutie van februari 1848 in Parijs. Maar in tegenstelling tot, bijvoorbeeld, Alexander Herzen, blijft hij immuun voor de revolutionaire beneveling. Minder dan drie maanden na de grote revolutie stromen de straten van Parijs opnieuw vol, in protest tegen de assemblee die, na het eerste optimisme over de omwenteling, geen veranderingen brengt. Toergenjev ziet scherper dan iedereen om hem heen de gapende kloof tussen de werkelijkheid en de ideeën die diezelfde werkelijkheid zouden moeten verklaren. Anderen proberen de oploop in hun ideologische schema te duwen, maar Toergenjev noteert dat hij nog het meest verwonderd was over hoe het drama voor sommigen niets meer dan gewoon een goede dag voor zaken is:

“Wat mij ook trof was de manier waarop de limonade- en sigarenverkopers tussen de menigte door laveerden, tuk op winst, tevreden en onverschillig; ze deden denken aan vissers die een welgevuld net binnenhaalden.”

Toergenjev schrijft dat hij verbaasd is over zijn eigen onvermogen zich rekenschap te geven van wat de mensen op straat op zo’n moment ervaren:

“Ik kon niet gissen wat die mensen wilden, waar ze beducht voor waren, of ze revolutionairen of reactionairen waren of gewoon ordelievende burgers. Ze maakten de indruk of ze het eind van een onweersbui afwachtten. Toch richtte ik me vaak tot arbeiders in hun werkhemden... Ze wachtten, ze wachtten af...! Wat is de geschiedenis dus...? Voorzienigheid, toeval, ironie of noodlot?”

De onmogelijkheid een vlugge verklaring te formuleren voor wat de geschiedenis beweegt heeft niet zozeer te maken met een gebrek aan scherpzinnigheid, eerder met een groot vermogen daartoe.

Toergenjev kon niet overweg met gezwollen idealistische formules die iedere oploop van mensen uitlegden met een verwijzing naar de 'spontane volksgeest' of de 'laatste veldslag in de klassenstrijd'. De gebeurtenissen van zijn tijd kon hij geen hoogdravende betekenis toekennen, gewoon omdat hij niet in die dingen geloofde – Alexander Herzen verloor zijn illusies toen hij zich realiseerde dat de revolutie van 1848 niet de revolutie was die hij wenste; Toergenjev verloor ze niet omdat hij ze nooit had. In een hoog-ideologische eeuw, waar om hem heen dichters en denkers in de ban raken van nationalisme, van revolutie, van het materialisme, het positivisme, van de historische Geist en van de schitterende nieuwe tijd die lonkt als eenmaal met het rotte hier en nu kan worden afgerekend, blijft hij overeind als grote ontmaskeraar van ijdele dromen. Niet zoals Dostojevski, die weliswaar ontmaskerde maar in één adem door beschuldigde, dat deed, Toergenjev ontmaskert zonder agressie en zonder te geloven in iets anders.

-

Dit is het eerste deel van een groot essay over het Toergenjev. Het tweede deel, over onder meer Toergenjevs belangrijkste werken, volgt snel.

Mail

Thijs Kleinpaste

Hard//hoofd is gratis en
heeft geen advertenties

Steun Hard//hoofd

Ontvang persoonlijke brieven
van redacteuren

Inschrijven
test
het laatste
Geen geld maakt ook niet gelukkig

Hard//hoofd zoekt een zakelijk assistent!

Wij zoeken een enthousiaste en veelzijdige zakelijk assistent (x/v/m) die ons zakelijke team wil versterken. In deze functie krijg je de kans om ervaring op te doen met de zakelijke en organisatorische kant van een literair tijdschrift en online platform. Lees meer

Het huis in mijn hoofd

Het huis in mijn hoofd

Wat als technologie je verbeelding probeert te esthetiseren? Mina Etemad bezocht in juni, tijdens de twaalfdaagse oorlog tussen Iran en Israël, de VR-voorstelling From Dust van Michel van der Aa. ‘Het zou troostend moeten zijn, maar hoe kan ik het rijmen met de realiteit hierbuiten?’ Lees meer

Het borrelt 1

Ortolaan

Liefde gaat door de maag, weet de chef in het verhaal van Fleur Klemann. Zorgvuldig bereidt hij al zijn ingrediënten én zijn geliefde: ‘Haar tong die ze langs haar vette lippen haalde, het rozige vlees.’ Lees meer

Naweeën

Naweeën

In Naweeën dicht Vlinder Verouden over vervellen, verpoppen, verschonen, volgroeien en legt zo het proces van veranderen vast. ‘Hier slaat de klok tien en stap ik uit spinseldraden slijmerig warm een / Laatste vinger die glijdt over de plastic bodem van een pot haargel.’ Lees meer

Het borrelt

Het borrelt

‘Vuur raakt water / en alles sist barst klapt fluit schuimt vergaat stijgt verdampt smelt breekt sterft’. Dieuke Kingma dicht over het moment dat het ondergrondse naar boven breekt: zoals bij vulkaanuitbarstingen, of de tweede symfonie van Mahler. Lees meer

Laboratoriumkinderen

Laboratoriumkinderen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In dit drieluik onderzoekt Louise van der Veen in vitro fertilisatie (IVF) als een mogelijke grond van het bestaan. Lees meer

:Podcast: Maandagavond – De aanleiding

Podcast: Maandagavond – De aanleiding

Een nieuw seizoen van Maandagavonden door Nwe Tijd, dit keer ook te beluisteren bij Hard//hoofd. Met Johannes Lievens die zich – tegen wil en dank – in het feestgedruis stort, Ellis Meeusen over de voorpret, Suzanne Grotenhuis met een pleidooi voor kleine vieringen en Freek Vielen opent de avond met twee anekdotes. Lees meer

Wil de Nederlander opstaan alsjeblieft?

Wil de Nederlander opstaan alsjeblieft?

Wanneer de VVD pleit voor het bijhouden van gegevens over ‘culturele normen en waarden’ van mensen met een migratieachtergrond, over welke normen en waarden hebben ze het hier dan eigenlijk? Rocher Koendjbiharie neemt de eisen onder de loep die de politiek alleen stelt aan mensen die zichtbaar wortels elders ter wereld hebben. ‘Men wil geen vermenging van culturen en geen uitwisseling van gedachten. De echte eis is assimilatie en het afbreken van wortels.’ Lees meer

Als de bodem niet dragen kan

Groeipijn

‘Volwassen worden is zorgen voor’ luidt de wijsheid waar de hoofdpersoon in dit verhaal zich aan vasthoudt. In Groeipijn laat Tim Kobussen zien hoe hoe er een steeds letterlijke invulling aan die wijsheid wordt gegeven in een studentenkamer. Lees meer

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen 1

In een miniatuurgrafkistje wordt het duingentiaanblauwtje naar de natuurbegraafplaats gedragen

Van het zetten van kopjes koffie en het branden van salie tot de Pinterest-pagina van DELA: Maartje Franken schrijft over rouwrituelen en onderzoekt de grond waarin rouw wortelt. Lees meer

Voor de meisjes

Voor de meisjes

Terra van Dorst dicht over de passiviteit van het wachten op morgen en het uitstellen van keuzemomenten. ‘morgen gaan we een ijsje halen / zullen de bramen rijp zijn / maak ik een besluit’ Lees meer

Regenwormen 1

Als de bodem niet dragen kan

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Anouk von Seida schrijft over de betonplaten op een boerderij en het onverwachte leven dat zich daarin afspeelt. Lees meer

Grond & Ik

Grond & Ik

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. In 'Grond & Ik' zoekt Lisia Leurdijk naar manieren om een dialoog tussen het individu en de grond te openen. Lees meer

Regenwormen

Regenwormen

Afgelopen zomer namen tien aanstormende schrijftalenten deel aan het Schrijverskamp van Frontaal, waar ze werkten ze aan teksten rondom het thema Grond. Milou Lang graaft in dit tweeluik naar wormen, gangenstelsels en de geborgenheid die de grond kan bieden. ‘hier duw ik geil zijn in de kluiten aarde / durf mijn vingers te verliezen in slib en schimmeldraden’ Lees meer

Luchtspiegeling

Luchtspiegeling

'We bewegen log en lief.' Madelief Lammers onderzoekt in dit gedicht de onstilbare honger tussen twee mensen, een wankele relatie waaraan iets fundamenteels ontbreekt. 'Zie je hoe we ondanks die woede nog zo mooi zijn als een slapend paard dat met haar huid trilt om een daas te verjagen?' Lees meer

Stomwijzer

Stomwijzer

Marthe van Bronkhorst loodst je door het wispelturige politieke landschap aan de hand van haar alternatieve stemwijzer. Lees meer

Auto Draft 8

Programma: Ik wil, wil jij ook? - consent in illustratie

Vier samen met Hard//hoofd de publicatie van onze recent verschenen bundel over seksueel consent! Lees meer

Roze, wit, blauw

Roze, wit, blauw

Rechtse en nationalistische partijen laten in hun nieuwste verkiezingsprogramma’s zien dat hun ruimte voor de lhbtqia+-gemeenschap altijd voorwaardelijk is geweest. Journalist Rocher Koendjbiharie legt uit: 'Homoseksualiteit en vrouwenrechten zijn binnen rechtse kringen vaak pas relevant wanneer ze in relatie tot migratie besproken worden.' Lees meer

:Winnaar publieksprijs Rode Oor: Vespula vulgaris

Winnaar publieksprijs Het Rode Oor: Vespula Vulgaris

In een pot met schuimbanaantjes vecht een wesp om los te komen. Myrthe Prins portretteert een winkelbediende die in een snoepwinkel aan zoetigheid proeft. Met Vespula Vulgaris won zij de publieksprijs van Het Rode Oor 2025. Lees meer

Winnaar Stoute Stift 2024 1

Winnaars De Stoute Stift 2025

Cynthia Van Der Heyden won met haar illustratie de publieksprijs en Sarah Pannekoek won de juryprijs van De Stoute Stift 2025. Lees meer

Lees Hard//hoofd op papier!

Hard//hoofd verschijnt vanaf nu twee keer per jaar op papier! Dankzij de hulp van onze lezers kunnen we nog vaker een podium bieden aan aanstormend talent. Schrijf je nu in voor slechts €3 per maand en ontvang in maart je eerste papieren tijdschrift. Veel leesplezier!

Word trouwe lezer