In Het cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Lotte Lola Vermeer verder met de famous last words van Wisse Beets.
Ik had achteraf wel gewoon beter thuis kunnen blijven.
Het is te makkelijk: na één bericht gezwicht - weer aan de drank
na drank
na drank.
Na het tollen op de toppen van mijn tenen
plof ik neer op de stoffige hoekbank.
Een grote, lome, kwijlende hond hangt
op mijn schouder en kijkt met me mee.
‘Inkakken is bijpakken’ roept iemand.
Ik maak een Sisyphus-vergelijking.
Niemand haakt aan.
‘Wie vroeg sterft is langer dood’ stond op de wc-deur.
Ieder moment kan er hier een hart stoppen.
Iemand hier heeft een kankergen.
Per sigaret worden de cellen gepaaid.
Niemand kijkt me aan.
De jongen met het petje knikkebolt op en neer
die met het vettige haar klapt zijn kaken dicht.
En weer.
Die zou ik best mee naar huis willen nemen
voor naast de gouden kat in mijn vitrinekast.
Ik ken niemand bij naam.
Niemand die ziet dat ik zo val op straat.
Mijn hoofd splijt in gedachte al uit elkaar.
Dan wordt er hier niet gelachen maar geleden.
Als ze dat al deden, ze zien er niet uit
Bij gebrek aan kaas hebben tosti’s gevuld met knoflooksaus ook best smaak.
Ik kijk met iemand, uit het raam, de middag tegemoet.
Hij zag niet hoe de overbuurman met vijf vuilniszakken vol keurig gerangschikte stokbroden de deur uit stapt en ze op een scootmobiel laadt.
Waar gaat het heen?
Van alle hersenstront probeer ik chocola te maken.
Op een dansvloer zie je geen verschil in gedachtes.
Zolang je in een ritme blijft is het goed.
Mijn denkbeelden missen een maat.
Ik mis hier de warmte van een dorpscafé, Guus Meeuwis denkt met me mee.
Waar gaan we heen?
Hoe ga ik mezelf hier in godsnaam ongezien met die hond wegdragen?
Stel er schiet nu iemand een kogel in m’n lijf.
Hoe lang ik, totdat het ijzer mijn vlees koud maakt?
Met welke woorden eindig je de vragen?
Ik verlang naar hun warme gloed
Of waarin ze dan ook samen schuilen
Een zwoele poncho drapeer je niet over een skelet
Op een after is geen ruimte voor de Dood.
Het besef daalt in. Dit is een feestvacuüm.
De vrienden van vrienden worden hompen vlees.
Maar wat mis je nou eigenlijk het meest?
Ik wil niet vluchtig zijn.
De tranen zijn naast de hond gekropen.
Hoe ben ik hier geraakt?
Weg van het raam, uit de walm
Wat water voor later
Hoe kam je haar? Het is een kunst.
De grote lome Boxer smelt om me heen
We vallen - en vallen - en zakken - in een bed - in de ruimte - de gaten – de dagen - oneindige dagen - oneindige gaten.
Vielen ze maar in je hoofd. Vergat je maar eens wat.
Het verschil tussen dag en drank is zo groot.
Maar hoe zit dat met de dood?
Audiobewerking: Paula Lina
Beeld: Beth Scupham