Voor citybooks bezocht schrijver Atte Jongstra Venetië. Zijn ervaring verwerkte hij tot deze vertelling. Fotograaf Andrea Galiazzo maakte een stadsportret van Venetië en fotografeerde objecten die in het omringende water terecht zijn gekomen. Over verrassende ontmoetingen en pijn aan de longen. Het verhaal valt ook te beluisteren.
Gustaaf voelde zich daar in Venetië redelijk wel. Eens voer Elena alleen met hem in een gondel door de stad. Een heerlijk tochtje – de gondoliere hield zijn mond stijf dicht en roeide slechts. ‘Is het niet eigenlijk doodzonde om onze grote liefde voor slechts één armoedig leven te ontwikkelen?’ vroeg Gustaaf. ‘Waarom niet gaan voor de eeuwigheid?’ Daar tekende ze voor. Maar de volgende dag kwamen de symptomen weer in alle hevigheid terug. En terwijl hij daar zo lag, met ogen die bijna braken, was het alsof zij hem plotseling het grootste offer wil brengen. Alle remmen waren los: zij voelde zich sterk verhit en wilde zich in alles met hem verenigen, door het laatste te geven dat zij hem tot nog toe had onthouden. Plotseling riep ze: ‘Gustaaf! Omwille van onze liefde ben ik van nu af aan katholiek!’ (Arno II von Brechelhain)
‘O Venetië van Italië – stad der lagunen! Haar aangelopen marmeren aanzijn, toen het als bruid onder doge deze of doge gene mocht dienen terwijl Moor, Griek en Arabier zich op haar fondamenti verenigden. Heerscharen der kruisvaarders die zich – het Heilige Jeruzalem voor ogen – binnen haar muren zwetend op elkaar drongen. Bliksemse taferelen op markten en pleinen! Venetië van Italië! Stad van bedrijving, van de gondeliers met hun lange spanen. Het Venetië van Italië, ach… De stad der zuchtbruggen, de wereld waar men kletsnat wordt en alles naar verrotting stinkt.’
Dr. Gustav Joseph uit Polen
Ik had hem over het hoofd gezien, tot er plotseling van uit de diepte een hand omhoog stak. Nu we toch naast elkaar stonden aan de espressotoog konden we ons toch aan elkaar voorstellen?
‘Dr. Gustav Joseph uit Wrocław, aange…’
Hij bleef steken in een oorverdovende hoestbui. Ik tilde het mannetje op en zette hem op een barkruk.
‘Zo hebt u meer lucht.’
Inderdaad. Hij barstte meteen los: ‘O Venetië van Italië – stad der lagunen! Haar aangelopen marmeren aanzijn …’
Dr. Joseph mocht een ongewone verschijning zijn, maar bleek vlot van de tongriem gesneden en bijzonder belezen. In de oktoberdagen die volgden, zouden we samen vele kilometers afleggen door het labyrint dat Venetië heet. Leerzame wandelingen. De doctor had een visie op de wereld die niet direct de mijne was, maar je gaat de dingen toch anders zien.
Nog bij de koffieontmoeting had ik me afgevraagd of ik over zijn postuur zou beginnen. De doctor had kennelijk opgemerkt dat ik hem met mijn ogen mat.
‘Negentig volle centimeters,’ zei hij. ‘Geen streep méér. Vroeger was ik de enige in onze stad, ik was een bezienswaardigheid. Maar in 2001 begon een stel idioten overal in Wrocław kabouters neer te zetten. Bij bedrijven en kantoren, restaurants, het bevolkingsregister en op het dak van een tram. Er zijn straten waar ze tot in lantaarnpalen zitten. Het zijn er al meer dan tweehonderdtwintig.’
En daarom was de doc…
‘Zeg maar Gustav…’
Daarom was hij naar Venetië vertrokken? Hij brak opnieuw los in een hoestbui, met ademstoten die in een bodemloos, brak drabvat leken rond te roeren. Ik bestelde nog een koffie, met een glaasje water. Hij leegde het in één teug en was weer in staat te praten.
‘Ik werk aan een brochure,’ zei hij. ‘De titel heb ik al: Venedig als Winteraufenthalt für Brustleidende. Nou de inhoud nog. Maar het is immers ook nog geen winter.’
Doctor Gustav bleek geïnspireerd door het standaardwerk Le climat de Madère et son influence thérapeutique sur la phthisie pulmonaire, maar had ook zelf flink studie gemaakt op dit onderwerp, dat hij als ‘geopneumonosofie’ samenvatte: ‘Een vorm van neo-wetenschap. Let op dat –monosofie. Alles is er uitsluitend en alleen op gericht wijsheid te winnen op het rijke terrein der geopneuma.’
‘…’
‘Bordeaux is de hel voor hoesters, dat diepe inzicht heb ik alvast verworven. En Davos is ordinair, maar dat is natuurlijk een smaakkwestie. Toverbergen … Daar gelooft alleen het plebs in. En nu ben ik dus aan Venetië toe.’
‘Vanzelfsprekend,’ zei ik, en krabde me op het hoofd.
‘Uiteraard,’ zei de doctor. ‘Maar dan stelt de echte neowetenschapper zich dus meteen de vraag: welk Venetië? Wat immers wordt niet “het Venetië van …” genoemd? Sint Petersburg, Giethoorn, Stockholm, Brugge, Amsterdam, je hebt het Venetië van de Oekraïne, het Venetië van Letland, en wist u dat Venezuela eigenlijk “Klein Venetië” betekent?’ Trouwens: óók het verstikkende Wrocław heet in de volksmond het Venetië van het Noorden.’
‘Wat bracht u toch hier?’
‘Mijn queeste naar luchtverlossing voor de lijdende borst.’
Hij prikte me er bij elk woord in mijn middenrif.
Gingen we maar even wandelen? Hij kreeg het benauwd in de espressobar. Wij gingen wandelen.
Dwars door Venetië
De grote Goethe liep hier ook rond zonder iemand de weg te vragen.
Op het eerste plein was ik de weg al kwijt.
‘Geen zorg,’ zei de doctor. ‘De grote Goethe liep hier ook rond zonder iemand de weg te vragen. Volg mij.’
En hij dribbelde voor me uit. Al snel hoorde ik hem hijgen. Na een steeg of twee drie hield hij stil voor een brug, die geheel was ingenomen door Japanse toeristen.
‘Oef,’ zei hij en wiste zich het zweet van het voorhoofd. ‘We kunnen misschien een tandje lager lopen.’
De Japanners fotografeerden links en rechts, terwijl een rad Japans sprekende, Beiers ogende matrone in mantelpak de bladderende gevel van een roodgeverfd palazzo voor dit volkje verklaarde. Voorlopig was er geen doorkomen aan. Doctor Gustav hervond intussen zijn adem. Hij snoof.
‘Ruik je het?’
Wat moest ik ruiken?
‘Venetië in de zomer is onmogelijk voor de borstlijder,’ zei hij. ‘De grond waarop de stad is gebouwd is niets anders dan Alpen- en Apenijnenbezinksel. Drek, zeg maar.’
Wat mij hier meer opviel was de geurwaaier die vanaf de brug op ons toe vlaagde, een bont mengsel van prijzige parfumerie.
‘Dat komt omdat het geen zomer is,’ zei de doctor toen ik hem er op wees. ‘Maar nu het geval zich voordoet: laat me eens een van de weinige voordelen van mijn geringe lichaamslengte demonstreren!’
Meteen beklom de kleine neowetenschapper de treden van de brug, pauzeerde even, waarna hij zich tot mijn verbijstering tussen de kniekousen van een tiental miniem gerokte vrouwen doorwerkte. Gustav hield het hoofd daarbij stijf achterover, zijn geprononceerde neus moest hier en daar het broekjestextiel schampen. Gek genoeg wekte de snuivende doorgang van de doctor geen enkele opschudding.
‘Opmerkelijk,’ zei ik, toen ik me weer bij hem had gevoegd. ‘Dat zal me een feest voor de olfactorische faculteiten zijn geweest.’
Vervallen gebouwen en kromme vrouwenbenen
Je hoeft je heus niet uit te sloven met moeilijke woorden
‘Je hoeft je heus niet uit te sloven met moeilijke woorden,’ zei Gustav berispend. ‘De neowetenschap drukt de dingen simpel uit. Omdat de wereld eigenlijk heel eenvoudig in elkaar steekt. In dit geval is het de combinatie van mijn gedrongen postuur en die hoepelpoten – de statistieken tellen in het Rijk van de Rijzende Zon heel weinig rechte vrouwenbenen, je kunt er zo tussendoor. Dat samen met de prachtige gebouwen waaraan Venetië zo rijk is, en die de Oosterse vreemdeling in verrukking doet stilstaan.’
‘Heel overzichtelijk inderdaad,’ knikte ik. ‘Hoe rook het?’
‘De ware borstlijder ruikt niets,’ zei de doctor. ‘Mensen zoals ik hebben altijd een verstopte neus. Wij werken met andere indrukken.’
Kennelijk had de kleine geopneumonosoof na zijn brugpassage iets aan krachten gewonnen. Hij tiptoede nu aanmerkelijk opgewekter door het doolhof van ramo’s, calles, salizadas, sottoportices, en wuifde met een beslist wapperhandje de aanroepen van onverhoeds opgestelde gondolieres weg. Hier en daar bleef hij stilstaan voor een overweging in verband met zijn voorgenomen brochure. Af te lezen aan de vreugde waarmee hij ze in een klein formaat Moleskin noteerde leken ze hem zelf te verrassen.
‘Vele van die ogenschijnlijk luxueuze paleizen zijn voor de borstlijder ongeschikt,’ zo dicteerde hij zichzelf. ‘Hoe fraai ook, marmeren vloeren zijn altijd koud en die hoge holle vertrekken stook je héél moeizaam warm. De dood trekt er van onderen op.’
‘Mooi dat laatste,’ zei ik.
‘Daar gaat het niet om,’ zei de doctor. ‘De kille verlatenheid en het verval van die trotse gebouwen slaan een gevoelig man als ik gewoon op de borst.’
San Marcoplein
Natuurlijk kwamen we op het San Marcoplein terecht. In de weelderige, moskeeachtige Marcus-basiliek moest het overschot van de evangelist worden bewaard, er zou een kristallen vaas met Jezusbloed berusten, gevloeid toen de Here werd gegeseld aan de zuil, waarvan de oude Venetiërs eveneens een deel hadden weten binnen te slepen. Tevens zou de steen er te zien zijn die als hakblok had gediend bij de onthoofding van Johannes de Doper. De doctor haalde zijn schouders op toen ik het uit een gidsje oplepelde. Even verder zagen we vier mannen met borden protesteren tegen de gemanipuleerde volksstemming van 1866, die had geleid tot de inlijving van Venetië door Italië in hetzelfde jaar. Het vermocht Gustavs neowetenschappelijke belangstelling niet te prikkelen. We wandelden verder, ik vertelde nog van een opmerkelijk feit waar ik op internet tegenaan was gelopen: de oprichting van de Hollandse Maatschappij tot Redding van Drenkelingen in 1767 was twee jaar nadien groot nieuws in Venetië.
‘Uniek toch?’
Het droeg allemaal weinig bij aan de theorievorming der geopneumonosofie, vond Dr. Gustav.
Accademia
‘Wist u dat de ene straat in Venetië veel warmer is dan de andere?'
We keerden om. Nu ging het op naar Accademia, de wijk van universiteitsgebouwen en musea. Hier en daar bleef de kleine doctor stilstaan, en nam met een thermometer de omgeving op. Essentieel voor zijn onderzoek: ‘Wist u dat de ene straat in Venetië veel warmer is dan de andere? Ik mat in de Riva dei Sciavoni 20 graden, en kijk hier…’
Ik las 8,3 Celsius.
‘Is natuurlijk rampzalig voor de borstlijder. Je hebt zo een kou te pakken.’
We arriveerden in Accademia. Ik stelde voor de grote schilderijencollectie te bekijken, in het museum vlak bij de waterbushalte. Het was echter de waterbus zelf die de aandacht van de doctor had.
‘Waar denkt u dat de naam voor staat: vaporetto?’
Geen idee, was het belangrijk?
‘U kent toch het woord vapeuren?’
Ik schudde het hoofd.
‘Wel,’ zei Gustav. ‘Ik vertelde u klaarblijkelijk te weinig over de basisprincipes van de neowetenschap. Essentieel is het meeste met alles in verband te brengen, om zo een compleet beeld van de werkelijkheid te construeren. Wel, de vaporetto heet vaporetto omdat hij vapeuren uitstootte, het waren oorspronkelijk natuurlijk stoomboten. Nu hebben ze dieselmotoren, en je ziet het minder goed. Let echter maar eens op als ze van de halte wegvaren. Vieze zwarte uitstoot. Ik krijg pijn aan mijn longen als ik het zie.’
We waren het schilderijenmuseum inmiddels voorbij. Het gebouw van de Guggenheim-collectie, een stuk verder de wijk in, weigerde hij botweg te betreden.
‘We zitten ook in de verkeerde buurt,’ zei hij. ‘Excuus, ik heb u hier zelf naartoe gebracht en realiseer het me nu pas.’
Kennelijk voelde hij zich in verlegenheid gebracht. De bui die hem nu overviel – de doctor bracht reusachtige rozebruine fluimen aan het licht – moest wel bijna van geestelijke oorsprong zijn. Een psychopneumonosofisch wijsheidje dat ik voor me hield, om de arme Gustav niet verder te ontredderen. Hij hoestte nog angstaanjagend. Ik vroeg waar hij heen wilde. Terug naar het San Marco-plein.
‘Laten we dan de vaporetto nemen,’ stelde ik voor.
Hij had niet de kracht het van de hand te wijzen, en zo zaten we gebroederlijk naast elkaar in de passagiersruimte, de kleine doctor en ik, terwijl zijn hoest langzaam overging in kuchen en kuchjes, ondanks de onmiskenbare dieseldampen. Eenmaal bij de halte San Marco Giuardinetti aangekomen was hij weer helemaal het mannetje.
Casanova
Terwijl we ons door drommen toeristen naar het plein bewogen liet Dr. Gustav de naam Casanova vallen.
‘U weet wie het is?’
‘Van het gelijknamige complex …’
Hij hoopte dat ik niet voortdurend alles ging psychologiseren, riposteerde Gustav. Ik schudde het hoofd: ‘Daar heb ik een ex-echtgenote voor.’
‘Goed, Casanova dus. Ik bedacht me zojuist in Accademia dat we het belangrijkste monument van Venetië hadden overgeslagen. Maar mag ik u eerst op een glas wijn trakteren?’
Dat sloeg ik niet af.
We streken neer op een van de terrassen ter hoogte van de Giardinetti.
‘Zo,’ zei Dr. Gustav, toen hij eenmaal zat. ‘Casanova dus. Een echte Venetiaan. U weet dat hij door de Inquisitie werd veroordeeld? De rechtbank was in het Dogenpaleis, in het pand ernaast was de gevangenis. Daartussen loopt een canale en over dat canale is een overdekte brug gebouwd.’
‘U bedoelt …’
‘De brug der zuchten …’
De doctor had hem eerst van onderen gezien, vanuit een gondel. En nee, voordat ik het vroeg: hij zat daar niet alleen in.
‘Ach…’
Hij haalde diep adem, wat opnieuw tot een hoestcrisis leek te leiden, die ditmaal niet doorzette.
‘Och, mijn lieve Venetiaanse Elena…’
‘Ik dacht dat u over Casanova wilde spreken.’
‘Daar kom ik op. Eens voeren Elena en ik door deze stad. Een heerlijk tochtje – de gondoliere hield zijn mond stijf dicht en roeide slechts. Een vrouw die me ondanks mijn korte lengte voor vol aanzag, ik kon mijn geluk niet op. “Is het niet eigenlijk doodzonde om onze grote liefde voor slechts één armoedig leven te ontwikkelen?” vroeg ik haar. “Waarom niet gaan voor de eeuwigheid?” Daar zei ze voor te tekenen. Maar de volgende dag kwamen de symptomen die ik eerder bij haar waargenomen weer in alle hevigheid terug. U moet weten: het was een warmbloedige vrouw.’
‘Oef,’ zei ik. ‘Dat klinkt niet goed.’
‘U voelt het al,’ zei de doctor. ‘Op de laatste avond van ons verblijf hier zei ze sigaretten te gaan kopen, maar iets in mij zei dat dit niet klopte dus ik volgde haar. Twee calles verder stond de gondelman van de vorige middag. Ze verdwenen in een doodlopende steeg. En aan het eind daarvan, aan het einde van die steeg, helemaal aan het einde …’
Ik had intussen om een tweede glas wijn gebaard. De ober had het nog niet neergezet of de doctor had het al geledigd.
‘Alle remmen gingen los, nog in het schemerlicht zag ik haar sterk Venetiaanse verhitting terwijl ze zich met hem verenigde. Haar aangelopen aanzijn! Het zal een half uurtje hebben geduurd. De gondelier verdween natuurlijk zodra hij zijn zaak had gedaan. Ik liep nu op haar toe. Ze lag daar zo met bijna gebroken ogen op de bestrating, nadat ze de eerste beste spaangast het grootste offer had gebracht dat een vrouw te bieden heeft – iets dat ze mij nota bene tot dan toe had onthouden.’
‘Wat zei ze toen?’ vroeg ik.
Als je wilt: doe jouw zaad er dan maar bij
‘God Gustavo, zei ze. Ik heb geen fut meer, maar als je wilt: doe jouw zaad er dan maar bij.’
Even werd het stil.
‘Weet u wat ik tegen haar zei?’ ging Gustav verder. ‘Elena! Omwille van onze liefde ben ik van nu af aan katholiek!' Toen ben ik weggerend.
‘Katholiek!’ riep ik uit. ‘Hoe een mens aan de grond kan raken door toedoen van een vrouw!’
‘Tutut, zo laag ben ik echt niet gezonken,’ suste de doctor. ‘Ik kreeg het alleen aan de borst. Spaanse benauwdheidsaanvallen. Dat is nu twaalf-en-een-half jaar aan de gang. De wetenschap stond machteloos, dus wendde ik mij tot de neowetenschap. Alles is in alles, ook de onzin. Ik kan er nu redelijk rustig over praten, ik dacht: laat ik eens naar het Venetië van Italië reizen om mijn borstlijden te overdenken. Ik vrees alleen dat mijn brochure Venedig als Winteraufenthalt für Brustleidende wel een egodocument zal worden.’
‘Jammer dat het zich destijds zo lullig voor u heeft ontwikkeld,’ zei ik. ‘Maar het blijft een mooie stad, Venetië.’
‘O Venetië van Italië,’ begon Dr. Gustav opnieuw. ‘Stad der bedrijving, van de gondeliers met hun lange spanen. Stad der casanova’s en zuchtbruggen, waar alles verbladdert.’
Venetië in de winter
Misschien moest ik een poging wagen de kleine neowetenschapper op te beuren. Ik besloot hem mee te nemen naar een boekhandel nabij de Fondamenta Tetta, waar ik de dag vóór onze ontmoeting vreemd om mij heen had gekeken: een verzameling in een vochtige kelder gestrande sloepen en gondels, volgeladen met een hoeveelheid boeken die ik alleen in honderdduizenden had kunnen tellen. Het bleek een goed idee. Toen we deze Venetiaanse libreria eindelijk hadden teruggevonden was Dr. Gustav in een mum in haar krochten verdwenen.
De eigenaar had ons binnen zien komen. Een man in een keurig colbertje met lang grijs haar en omgeven door een wolk sigarettenrook.
‘Waar is uw kaboutervriend gebleven?’ vroeg hij na een half uur.
‘U kent uw winkel beter dan ik,’ zei ik. ‘Het is een dwaalgebied. Maar vergist u niet: u hebt het wel over de auteur van de neowetenschappelijke brochure Venedig als Winteraufenthalt für Brustleidende.’
‘Wacht even…’ zei de roker, en gaf een rochel ten beste tot diep in zijn bewolkte longblaasjes. ‘U zei Venedig als Winteraufenthalt für Brustleidende?’
Wat er toen ontstond. Men kan het een lachbui noemen, ‘onweer’ zou passender zijn dit verband.
‘Venetië als winterverblijf voor hijgers en piepers …’ hikte hij. ‘Die is goed! Het is nu nog oktober, maar het duurt geen tien dagen meer en de nevel komt. Mist, geen hand voor ogen meneer! Ga daar maar aan staan met gebrekkige polmoni! Venetië in de winter: dan begint het lijden pas echt.
Onder ons is het water meneer! En de dood trekt van onderen op!’