Voor ons
Wij zijn wakker
-denken we, moedeloos.
We hebben onze ogen open,
maar zien niet alles.
Buiten onze zichtlijnen staat een dier
zwaar te ademen, klauwen in de aarde,
sterke poten waar zijn tweeslachtig lijf op rust.
Leeuwenstaart slaat onrustig in het stof.
Adelaarssnavel gebogen, vlijmscherp,
hoog aangevlerkt zijn vleugels,
grauw in alle tinten van de herfst.
Kraalogen strijdbaar, onverslaanbaar:
een heerser over de aarde en de lucht.
Een dier dat de warmte van de grond onder zijn poten
voelt roffelen als hij voortraast over een vlakte.
Een dier dat de macht van zijn spanwijdte ervaart,
als hij hoog op de lucht een pirouette draait en naar lager zeilt.
Een dier dat afzet en landt, dat neemt en genomen wordt.
Een dier dat naadloos overgaat in zichzelf.
Wij graaien blind naar dit dier
als we tasten naar onze eenheid,
naar een krachtig woord dat richting geeft.
Ja, als wij slapen. Dan sluiten wijde zichtlijnen aan.
Dan duiken wij in spiegelbeeld ineen. Dan ligt het dier als een kind,
-snavel onder vleugels, staart gekruld om zijn rustende lijf,
tussen ons in. Tussen onze verschillende lichamen ligt de griffioen.
Worden wij terug mogelijk.
Is jouw vlees mijn vlees. Jouw huis, mijn huis.
Zijn wij machtig.