Dit is de reactie op Elons eerdere brief.
Amsterdam 18-03-2010
Lieve Elon,
Dit wordt een korte brief, want wat ik wil zeggen is niet gediend van veel woorden. Bovendien heeft het in mijn hoofd nog niet echt een vaste vorm aangenomen. Vergeef me dus als het enigszins vaag blijft; het is mijn bedoeling hier stof tot nadenken te geven, geen pasklare analyses.
Wat mij het meest raakte in je prachtige vorige brief was het citaat van Willem Frederik Hermans over de wetenschap als ‘de titanische poging van het menselijk intellect zich uit zijn kosmische isolement te verlossen.’ Zoals je weet heb ik mij de afgelopen maanden intensief en met wisselend resultaat met de wetenschap bezig gehouden en tot nu toe heeft dat alleen maar als resultaat gehad dat ik naar de eenzaamheid terugkeerde: frustratie, doorzetting, inspanning en teleurstelling waren mijn deel en vroegen meer van mijn zelfvertrouwen dan ooit. Ondanks hulp en aanmoediging van anderen was ik op mezelf aangewezen.
Hoewel ik Hermans' opmerking wel begrijp, denk ik dat, nog meer dan een poging het menselijke isolement te doorbreken, de wetenschap – en dan met name de geesteswetenschap – een poging is om juist te begrijpen wat het betekent om in die onvermijdelijke eenzaamheid toch omringd te zijn door, en hulpeloos afhankelijk te zijn van al die miljoenen medemensen. Wetenschappers zijn niet voor niets nogal vaak enigszins wereldvreemde types: zij confronteren de eenzaamheid met de pogingen van de mensen hem te doorbreken, maar moeten daarvoor zelf het offer brengen eenzaam en onbegrepen te blijven. Ik overdrijf een beetje, maar zeker in het huidige politieke klimaat lijken wetenschappers soms wanhopige Cassandra’s te zijn.
Nee, dan de kunst. Meer dan de wetenschap is de kunst de plek waar mensen niet reflecteren op de eenzaamheid van het bestaan, maar hem te lijf gaan. Wat mij betreft komt in de kunst de behoefte om onze eenzaamheid te doorbreken het meest helder naar voren, omdat de naaktheid van het leven, hoezeer geësthetiseerd ook, daar gecombineerd wordt met onze behoefte aan communicatie, aan begrip, aan contact. Terwijl ik deze brief aan het tikken ben, luister ik naar de muzikant Jonathan Richman, bij het grote publiek voornamelijk bekend door zijn liedjes in de film ‘There’s Something About Mary.’ Richman schrijft, al sinds zijn debuut in de jaren zeventig, in de band ‘The Modern Lovers’ liedjes met een ontwapenende naïviteit. Opvallend genoeg staan er op zijn albums vaak nummers die gaan over door hem bewonderde kunstenaars. Omdat hij hierin de puurheid van muziek combineert met de doeltreffendheid van poëzie over de impact van schilderkunst, sluit ik deze tamelijk onsamenhangende brief af met Jonathan Richman en de kracht van kunst:
“Well in the Amsterdam museum I was feeling bad,
And trying to find a way not to be that sad.
I felt the feeling in the room sincere,
Vincent Van Gogh well he seemed so near.
And he loved he loved he loved life like he did,
His paintings had things that painters keep hid.
He loved life so bad that the world had to know,
He loved color and he let it show.”
"Some paintings smell of joy and sweat
Some paintings plain look so fine
And some are sad and passionate
But Vermeer sends a chill up your spine
Yeah Vermeer sends a chill up your spine"
(het nummer over de dood van zijn moeder ‘As My Mother Lay Lying’ is overigens ook prachtig.)
Veel liefs,
Melle