In de straat waar ik tot mijn zesde woonde, stonden maar twee huizen. Het onze en dat van Ellens familie. Ze werd mijn beste vriendinnetje.
Op de slaapkamer van Ellens ouders vonden we tijdschriften met zongebruinde blote mannen en vrouwen die op en onder en over elkaar gleden en waar we een raar gevoel van kregen in onze onderbroek. Op zolder gingen we, precies op de manier waarvoor ouders gewaarschuwd worden in hun opvoedkundige boeken, doktertje spelen. Na de diagnose volgde steeds een doodse stilte. Schuldgevoelens. Een minidepressie. Kleine viespeuken, dat waren we.
Dus bedachten we een nieuw spel, een vrolijk spel. Het leukste spel dat ik als kind heb gespeeld. En ook, al zeg ik het zelf, geniaal. Het speelde zich af in de badkamer. Eerst ging ik naar binnen, Ellen wachtte buiten. Ik zocht een object, neem de wc-borstel, en beeldde daarmee een doodgewone scène uit de grotemensenwereld uit: een agent die het verkeer regelt: ‘doorlopen juffrouw’. Daarna was het haar beurt. "Kom maar binnen!" Ik open de deur en zie Ellen met een bekertje in de wc-pot duiken, ze vraagt: "Hoeveel bolletjes chocola wilde je?"
Wellicht moet je zes zijn en veel te veel uren en dagen en maanden met elkaar slijten om de humor ervan in te zien, maar Ellen en ik deden het letterlijk in onze broek bij deze uit de context gerukte situaties. Later, toen ik verhuisde en een nieuw beste vriendinnetje kreeg, probeerde ik het spel opnieuw te introduceren, maar ik stuitte alleen op onbegrip. Ik deed het voor, stond met de wc-borstel te zwaaien, maar het mocht niet baten. Mijn nieuwe vriendinnetje rolde enkel met haar ogen. Het spel stierf een stille dood en kwam nooit meer ter sprake.
Toen ik de filmpjes van Klein België zag, moest ik opnieuw aan mijn kinderlijke kolder denken. Benny de bodybuilder maakt zich belachelijk omdat hij eerst een vuilnisbak, en later het dekseltje van een confituurpotje wil optillen. Er is de zoon die zijn moeder fotografeert totdat het fout loopt. Vader is geobsedeerd door witte lak, alles moet in de witte lak, ook de punaises en de zebra’s. Een cactus is een potentieel moordwapen en op de wc tref je een protestzanger aan die strijdt tegen lavendelgeur.
De ultrakorte stopmotionfilmpjes zijn korte intermezzo’s waarmee de nieuwe Vlaamse zender Vier de reclameblokken wat probeert op te leuken. Zoals Loekie, maar dan anders. Achter de stemmen van de poppetjes gaan onder meer Frank Focketyn, Sien Eggers en Bruno Vandenbroucke schuil, tevens bedenkers van het niet te evenaren In de gloria.
De filmpjes waren geen onverdeeld succes. Ze werden niet geliked op Facebook, er werd niet over geschreven, op café werd er niet over gepraat. Daar zijn de grapjes wellicht te klein voor. Als je ze een keer ziet, zijn ze leuk, de tweede keer is het grappige er af. Dan is het verrassingseffect immers weg. En je kunt het ook niet navertellen, dan klinkt het stom en saai. Eigenlijk is de humor ervan net zo onbegrepen als mijn badkamerspel. Na een paar maanden zijn ze van antenne gehaald, een stille dood gestorven. Misschien werd de humor van de makers onthaald op onverschillig gerol met de ogen. Misschien was het ook gewoon iets juridisch of had het iets met de adverteerders te maken.
Ik vind/vond ze in ieder geval wel leuk en voel me dus na 24 jaar eindelijk bevestigd: ja, voorwerpen uit het dagelijks leven uit hun context rukken is wél grappig. Ellen, waar je ook bent, ik hoop dat je hetzelfde denkt als ik: we zijn niet alleen met ons idee. En sorry dat ik het verteld heb van die porno van je ouders.