Eind jaren negentig stond ik weigerachtig tegenover de eerste mobiele telefoons. Mijn beste vriendinnetje had er een, als de eerste van de klas, en ik weet nog hoe ik op haar neerkeek. Een mobiele telefoon, wat een aanstellerij.
Toen de smartphone kwam had ik meteen dezelfde reflex: ik vond het onnodige ballast, een statussymbool waar ik me van wilde distantiëren. Voor een auto zou ik nooit zwichten, voor een microgolfoven evenmin. Die auto is er via mijn vriend wel gekomen, de microgolfoven nog steeds niet – al is dat laatste gewoon uit esthetische overwegingen.
Waarom een mens soms bang is om hulpmiddelen in te schakelen waarvan – zodra je de stap hebt gezet – blijkt dat ze je leven zo ontzettend vergemakkelijken, is een raadsel. Is het angst om de controle te verliezen? Een gevoel van zelfbeschikking? Of is het pure onwil? Een koppigheid tegenover iets dat toch geen weerstand biedt? En wanneer je de stap dan toch zet, kun je je een leven zonder niet meer voorstellen. ‘Weet je nog, toen we de weg met een kaart moesten zoeken?’ zeg je, terwijl je je telefoon als gps gebruikt.
Zo ging het ook met de mantel der liefde.
Ik wist natuurlijk dat hij bestond. Toch wilde ik niet luisteren naar iedereen die hem me probeerde aan te smeren. Het was nochtans hard nodig.
Het ging een tijdje niet zo goed tussen ons. We zaten in wat we een “neerwaartse spiraal” noemden. Het goedmaken, en bij het volgende gesprek weer ruzie. De toon of de zinsconstructie van de een riep direct herinneringen op aan een vorige ruzie bij de ander en alles begon weer van voren af aan.
Weken, maanden. Niet in staat dit te stoppen.
Die ene keer, toen ik tijdens een nachtelijke escalatie uit het bed ben gesprongen om keihard met de deur te slaan, dacht ik: dit is het einde.
Op een dag kwam hij ermee aanzetten. Heel onverwacht, op een moment dat onze stemmen verhardden, de decibels de lucht ingingen, stopte hij, grinnikte onnozel en zei dan nonchalant: 'kom. We bedekken het even met de mantel der liefde.'
En dat deden we.
En het werkte zo goed.
Zo goed, dat we er de slappe lach van kregen. Van onze stomme conservatieve houding tegenover de mantel. De mantel, dat oerdegelijke, ogenschijnlijk eenvoudige instrument, heeft ons leven veranderd.
Ik weet niet wat de gemiddelde levensduur van zo’n mantel is, wanneer je hem moet vervangen en hoe vaak je hem mag bovenhalen voor een optimaal resultaat, maar voorlopig – we zijn nu twee maanden verder – zijn we er bijzonder tevreden mee.
Raar toch, dat ik ooit zonder dacht te kunnen.