Hoewel het bedrijf dat jaarlijks de meeste camera’s verkoopt veel klinkers medeklinkers deelt met de Kodak’s, Canon’s en Nikon’s van deze wereld, is het zelf geen camerabedrijf. De kampioen cameraverkoper is Nokia, en Nokia's camera’s zitten als bonus op mobiele telefoons. Nu zijn mobiele telefooncamera’s, en zelfs digitale camera’s zonder telefoon, hartstikke handig. Waar je vroeger bewust moest nadenken over wat je fotografeerde en hoe – na 36 opnames was je rolletje immers vol, en je kon ook niet direct controleren of je foto wel was gelukt –, daar kan je nu eindeloos blijven schieten en alles, maar dan ook werkelijk alles, wat je maar wil vastleggen voor het nageslacht.
Maar! De grenzeloosheid van grenzeloze opslagcapaciteit is ook direct een probleem: als alles fotografeerbaar is, is tegelijkertijd niets dat meer. Want wat is de lol van fotograferen nog als je niet meer hoeft te kiezen, niet meer na hoeft te denken, als je niet eens meer echt hoeft te kíjken? En ook: wat móét je uiteindelijk die 137 foto’s van je kat die zo schattig languit in de zon ligt, hoe vaak ga je nog terugkijken naar 85 verschillende plaatjes van je neefje met z’n mond vol, en wat betekenen al die historische gebouwen in het centrum van Kerkrade nog wanneer je ze over vier jaar weer eens bekijkt? Als je ze überhaupt al bekijkt – want de hoeveelheid foto’s die we op onze harddisks en MobileMe opslaan is intussen zo uit de klauwen gelopen groot dat het terugkijken ervan geen beginnen aan lijkt.
In een tijdperk van visual information overload draait alles om selectie. En laat dat nu net het mooie zijn aan analoge fotografie: met slechts 36 opnames tot je beschikking denk je wel drie keer na voor je de zoveelste foto van een coffee-to-go of een broodje curryworst maakt: alleen een onderwerp dat echt de moeite waard is wordt aan de gevoelige plaat toevertrouwd, en je besteedt net wat meer zorg aan kadrering, belichting, en het wachten tot iedereen goed op de foto staat. Het is ook een verademing om gewoon weer eens door een lens te kijken, in plaats van naar het zoveelste beeldscherm van die dag; bovendien zie je er stuk minder lullig uit met je camera naast je neus dan met je telefoon op armlengte. Je bent trouwens ook in één klap verlost van het gezeik van je moeder of vriendin die, zodra je een foto hebt gemaakt, het resultaat west te zien en je beveelt elke onflatteuze opname te wissen. Zen, kortom, is de beloning voor wie zijn oude spiegelreflex of analoge Pentax weer eens uit de la-met-uitgerangeerde-apparaten tevoorschijn haalt.
En ja, je moet even wachten tot de foto’s ontwikkeld zijn. Zie het als een gratis kans om je weer eens ouderwets op iets te verheugen, zie het als een oefening in geduld, zie het als een work-out van je spanningsboog – of als een manier om, in een tijdperk waarin alles steeds sneller gaat, de tijd een beetje te vertragen, stil te zetten, te vangen op een stuk glanzend of mat papier van 10 bij 15 centimeter en voor altijd, in een doos of in een album, te bewaren.