In de onregelmatige rubriek Re: kijkt hard//hoofd van een afstandje naar de actualiteit. Vandaag een gastbijdrage van Vincent Cardinaal, die de naam Oetker tegenkwam in het nieuws, en terugdacht aan zijn eigen ontmoeting met de oud-Waffen-SS'er en pizza- en pudding-magnaat.
Het begon met een vliegreis. Het jaar was 1991, ik was negen jaar oud en ging met mijn moeder voor het eerst in mijn leven op vakantie. Opgroeiend in de troosteloze nieuwbouw van Rotterdam-Crooswijk, zonder vader en verstoken van broertjes en zusjes, behoorde het maken van iets simpels als een reisje niet tot ons palet. Tot dat moment dus. Op uitnodiging van een man wiens huis mijn moeder geregeld schoonmaakte, vertrokken we in de herfstvakantie voor vijf dagen naar een huisje aan het Lac Léman, beter bekend als het Meer van Genève. De man in kwestie, tevens onze huisarts, betaalde ticket en verblijf. Hij zou ons afhalen van het vliegveld. We zouden bij hem en zijn gezin verblijven in een bungalow die er, op de foto’s die hij mij vooraf toonde, uitzag als iets uit een andere wereld. De mensen leken er gelukkig.
Vliegen liet op mij geen onuitwisbare indruk achter. Ik was meer geïnteresseerd in details dan in het grote geheel, ook al was het de eerste keer over de grens. In het vliegtuig verbaasde ik me vooral over de uitgebreide informatie op het kotszakje – het stijgen en landen deden me weinig. Verder zat er een man naast ons met een asymmetrische snor. Hij leek er niet onder te lijden.
In de aankomsthal viel mijn oog direct op een clubje mannen, uitgedost in apenpakjes waarvan ik dacht dat ze alleen in films voorkwamen. Het waren chauffeurs van limousines, die allen een bordje in hun hand hielden met daarop de naam van hun klant. Terwijl ik half-geïnteresseerd de namen las zag ik twee meter van de andere chauffeurs vandaan nog een man staan. Hij droeg een bordje waarop een naam stond die mij met de ogen deed knipperen. Dit kon niet waar zijn. Er stond “Oetker”. In mijn door diepvriespizza’s en toetjes gedomineerde kinderbestaan ging ik er direct van uit dat dit de naamgever van al dat lekkers moest zijn. Hoe groot zou de kans immers zijn dat er nog iemand met zo’n maffe naam rond zou lopen? Nee, dit was Dr. Oetker zélf en ik posteerde me direct tegenover de groep op een bankje. Ik was vastberaden deze man de hand te schudden. Flinke vent die mij nog weg kreeg. Mijn moeder kende mij goed genoeg om zich na twee blikken, één op het naambordje en ander op mij, neer te leggen bij dit feit.
Zo begon het grote wachten. Na twee uur in de benauwde hal was er nog steeds geen teken van Dr. Oetker. Ook niet van onze huisarts overigens, die naar later zou blijken vast zat in een verkeersinfarct rondom het vliegveld. De chauffeur begon het inmiddels warm te krijgen. Steeds vaker veegde hij met een mouw het zweet van zijn voorhoofd, onrustig kijkend naar het bord met daarop de gearriveerde vluchten. Tot hij dit zenuwspel onderbrak met een actie die mij direct overeind deed schieten. Hij klemde het naambordje onder zijn arm en liep vastberaden een kant uit. Gek van opwinding rende ik achter hem aan, om tot mijn ontgoocheling erachter te komen dat hij onderweg was naar het herentoilet.
Niet dat deze man zijn blaas moest legen schokte mij, maar vooral het risico dat we op deze manier Dr. Oetker zouden mislopen. Zonder na te denken stormde ik hem achterna het toilet in, met de bedoeling om hem op dit onaanvaardbare gedrag te wijzen. Mijn moeder kon me nog net wegtrekken voordat ik me tussen chauffeur en urinoir plaatste.
Na het toiletbezoek kwam het geheel in een stroomversnelling. Nog geen tien minuten nadat de chauffeur was teruggekeerd, verscheen er man met een attachékoffertje. Hij stopte voor het bordje en knikte de houder ervan minzaam toe. Sneller dan het licht stond ik bij de twee mannen. In een krankzinnige variant op “Dr. Livingstone I presume?” sprak ik vol hoop zijn achternaam uit: "Oetker?". Na een paar tellen, die uiteraard voelden als minuten, gemonsterd te zijn door twee kille ogen, kreeg ik het slapst denkbare handje ooit. Met links ook nog - Oetker nam niet eens de moeite zijn rechterhand los te maken van zijn koffertje. Ontgoocheld droop ik af, al moet ik bekennen dat ik geen idee had wat ik dan wel had verwacht.
Inmiddels is bekend dat Dr. Oetker tijdens de Tweede Wereldoorlog lid was van de Waffen SS. Stellen dat ik toen al nattigheid voelde zou te ver voeren. Mijn beeld van Nazi’s werd destijds vooral gevoed door de videotheek. Veel verder dan dat ze een ongezonde obsessie voor de Ark des Verbonds aan de dag legden, kwam ik niet.
Nadat we in de wagen van de huisarts waren gestapt, nam ik me voor geen pizza’s, pudding of andere producten van Oetker meer te eten. Een onzinnig besluit, dat geen navolging kreeg. Wel leerde ik die dag een wijze levensles: vertrouw nooit een man die een slappe handdruk geeft.
Vincent Cardinaal (1982) is freelance schrijver en spreker. Geboren, getogen en woonachtig in Rotterdam.