‘Ho paura del Milan, ho paura che sia tutto un'illusione’
✧
‘Een Måneskin-shirt gaat je geen Italiaanse maken, hè.’
Ik schrik. Mijn voeten die over de rand van de kade hangend in de lucht dansten, schieten nu hard tegen de grijze stenen aan. Er schiet een schok door mijn hielen de rest van mijn lichaam in. Ik ben terug in de tijd dat ik nog debatteerde. De tijd dat de enige schoenen met hakken die ik had een paar bruinleren herenschoenen waren, aangeschaft voor die paar weekenden hoogdravendheid per jaar. Ik val over mijn woorden en manier van denken heen.
Ik kijk even over mijn schouder, aan je silhouet heb ik genoeg.
‘Ik heb jou anders ook nog nooit in die kleding gezien.’
Je gniffelt. Je komt dichterbij staan, zodat jouw schaduw over me heen valt. Mensen hebben nooit kunnen zeggen dat ik op jou leek, zoals ze wel tegen papa konden doen.
‘Dacht je dan dat ik hier alleen zwart-blauw zou dragen?’
‘Jouw outfit schreeuwt om een tint van rood, als ik eerlijk ben.’
Het geluid van de rivier verraadt dat het water tegen de kade klotst, maar zichtbaar zijn de golfjes nauwelijks in het donker. Ik sluit mijn ogen. Als ik ze open, is het licht.
‘Wat gun je mij?’
Ik word verrast door de vraag. Je hebt gekozen om me na te doen en net als ik hang je nu met je voeten over de rand van de kade, maar de dijk lijkt nu ineens een stukje naar achter verschoven te zijn, juist waar jij bent gaan zitten. Zo ben je nog altijd achter me, oogcontact maken vraagt nog steeds extra kracht.
‘Ik gunde je heel veel.’
Ik wilde die zin alleen maar denken, maar ik heb geen ander antwoord, dus het floept uit mijn mond alsof dat een antwoord is dat je gerust kan stellen.
✧
Ik ken deze stad niet. Wie Rome kent, denkt Italië te kennen, maar komt bedrogen uit. Het Italië met voornamelijk een geschiedenis is anders dan het Italië dat draait, als een machine. Een slechtlopende machine volgens La Gazzetta en de andere grote bladen, dat wel, maar dat merk je er lang niet altijd aan. De economie van het land is hier, bij ons, wij draaien.
Je ademt alles wat je dood zal maken uit vanaf ons hotelbalkon de Milanese sterrenlucht in. Soms verlang ik ook naar een teug, maar dan herinner ik me hoe nicotine een van de grootste tegenwerkers van een goede opname van oestrogeen is, en besluit ik dat ik oké ben met de tweederangservaring die jij mij soms gunt als onze lippen elkaar raken.
Het voelt vaak alsof ik jouw tweedehandsversie ben. De kleding waarvoor jouw borsten te groot zijn, te klein in de romp of te lang in de lengte voor je is. Mijn Jouw Mijn jurk draagt mij in plaats van andersom. Dat had nu wel opgelost moeten zijn, maar alles wat ik op het moment schrijf of bedenk is meer een verlengde van jou dan van mij.
Ik kan eeuwig over je praten, over je denken, maar ik ben stil, en jij bent stil, en ook de stad praat niet
Je wil me helpen, maar ik ben bang dat het me tegenhoudt mezelf te worden. En voor die angst ben ik nog een heel stuk banger, want ik wil je niet kwijt. Ik heb al zo weinig. Ik ga op het bed zitten, en knijp in het dekbed alsof dat genoeg is om deze opgekropte angst vrij te laten. Ik haal adem, maar mijn lichaam is zo’n ramp dat ik me al mijn hele leven afvraag hoe iemand eigenlijk goed een ademhalingsoefening doet. Ik adem uit, en voel mijn lippen bewegen.
‘Wat zou je doen als ik zeg dat ik van je houd?’
Het is een gerichte, doordachte vraag waarvan ik totaal niet weet hoe jij erop gaat reageren. Je draait je om richting de kamer, het hotelgordijn lijkt je te omhelzen als in een parfumreclame. Ik wil je ruiken.
Je ogen verraden niks, mijn blik verraadt waarschijnlijk alles.
Eerlijk, ik ben een nachtmerrie. Dat jij daar al sinds we elkaar daten oké mee bent, blijf ik raar vinden.
‘Hetzelfde als altijd.’
‘Hetzelfde als altijd.’
Vanaf het begin tussen ons wacht ik al tot je mij mijn liefde terug gaat geven.
Ik ben je altijd blijven geloven op het blauw van je ogen.
Ik loop het balkon op, in de hoop me even te kunnen verliezen in de sterren. Terwijl ik omhoog kijk, besef ik dat je mij nooit iets hebt beloofd, dat ik alles aangenomen heb op de vorm die je lippen aannamen elke keer dat je me zag, maar nooit gecheckt heb of je glimlach geen grijns was. Ik heb de beloftes die je me maakte zelf bedacht. Omdat ik niet durfde te zeggen met mijn eigen lippen wat ik zelf dacht.
De sterren zijn niet zichtbaar, de stad schijnt te fel.
✧
Elke straat, elke wijk, elk huis lijkt voor mijn ogen te ontstaan. Alsof ze nog geladen moeten worden en daardoor alleen nog maar de contouren van de stad zichtbaar kunnen zijn. Dit is jouw stad. De stad waar oma niet over kon stoppen met praten, omdat haar dochter ervandaan kwam.
Je had me kunnen wijsmaken dat dit elke Europese stad had kunnen zijn. Lissabon bijvoorbeeld, of Dortmund, of Ljubljana, of Nicosia. Elke stad met water, maar ook plekken waar je daar niks van merkt. Echt elke stad dus eigenlijk, want steden ontstaan bijna nooit zonder havens of rivieren. Steden gebouwd door het grootkapitaal en de families die daar eeuwen op leven, zijn een uitzondering, zoals Madrid. Alles is dan ook wel gezegd over zulke plaatsen.
Voor deze plaats geldt dat niet, net als voor jou. Ik kan eeuwig over je praten, over je denken, maar ik ben stil, en jij bent stil, en ook de stad praat niet. We horen onze veters tegen onze schoenen slaan terwijl we ze niet stil kunnen houden. Ik zie je contouren zich in het water aftekenen tegen de stenen waar we nog steeds op zitten. Ik begin langzaam mezelf in je te zien, zoals anderen dat altijd al konden, in hun vrouwen die hen maakten tot vrouwen. Ik was echter altijd al selfmade.
‘Wist jij het?’
Onze hakken lijken over de kinderkopjes van de stad te zweven
Duizend vragen, nog veel meer antwoorden. Met drie woorden hoop ik iets te raken, dat je eindelijk eens op eentje van die vragen antwoord gaat geven. Wanneer ik dan, hoezo ik toen, waarom ik? Had je het… door? Had je hier rekening mee gehouden? Sta je nu nog achter je beslissing? Wie verdwijnt er nou zo snel uit iemands leven, net na dat gegeven te hebben?
Hoe was het geweest als je niet zo snel verdwenen was?
✧
‘Kom je?’
We zijn naar beneden gelopen. Het smalle trappenhuis door, het hotel uit. Onze hakken lijken over de kinderkopjes van de stad te zweven. Je stapt op een witte scooter en wenkt dat ik achterop moet zitten.
Het was mijn idee om hierheen te gaan. Het was mijn idee om contact te houden. Het was mijn idee een tweede, derde, vierde date te houden.
Je haren wapperen in mijn gezicht als we optrekken. De weg op, de stad in.
Hoezo neem jij hier nu dan opeens de leiding in?
Ik houd je vast, zo rijdend kan je nergens heen.
Je rijstijl is ruw, de stenen houden niet op, mijn handen zijn om jouw buik gekoppeld als een levenslijn, mijn vingertoppen voelen anders in verschillende stukken van je huid, je haar begint onderdeel van mijn gelaat te worden, de straatmuziek lijkt met ons mee te rijden, de vogels en auto’s versterken de harmonie, jouw parfum weet de benzine te verslaan, het Italiaanse verkeer is onderdanig aan ons, mijn benen zijn kwetsbaarder dan ooit, mijn hart lijkt de ruimte die jouw lichaam biedt over te willen nemen, het wil doorzakken en zich in jouw ribbenkast nestelen, we trekken op, rijden door rood, jouw jas is rood, mijn jas is roze.
✧
Ik trek mijn benen terug, ik ben bang geworden van de kade af te vallen. Bang je te verliezen. Opnieuw.
✧
De scooter ronkt ons een weg door Milaan.
Ik wil dat je fluistert
Maar dat ik het wel kan horen
Ondanks de herrie
van de industrie die ons beweegt
En de maatschappij
die door ons heen draaft
Ons geen tijd geeft
om stil te staan bij wie we zijn
Ik wil dat je fluistert
Het voelt alsof je in dit moment
alleen maar mooie dingen zeggen kan
✧
‘Ik heb je gemist.’
Ik zeg het niet tegen jou, niet tegen het water onder ons, maar tegen de sterren boven ons.
Ik wil dat je me omhelst. Ik wil breken. Ik wil afscheid nemen van iets. Samen met jou, in plaats van afscheid nemen van jou.
Je bent een wreed mens.
Ik houd van je, mama.
✧
We ontmoeten het water dat Milaan Milaan maakt. Geen stad is compleet zonder een weerkaatsing en een spiegelbeeld. Langzaam neemt onze scooter de snelheid van de Naviglio Pavese aan en rijden we naast de rivier. Zachtjes ontdoen we ons van de auto’s en andere motoren en rijden we steentjes op die ons de weerstand geven om tot stilstand te komen. Even staan we stil, voordat we afstappen. Onze voeten leren de Italiaanse stoep kennen. Je legt je helm voor me neer op het zitvlak en keert om. Je loopt van de kade richting de weg, het licht van de auto’s lijkt je als een halo te onthalen. Je bent een verpersoonlijking van de hemel en ik heb gezondigd. God zal me straffen voor jou. Stiekem hoop ik hard gestraft te worden.
Mijn lichaam lijkt terug te willen naar de tijd van voordat je me volwassen maakte
✧
De kade lijkt ons bij elkaar gebracht te hebben, maar het voelt alsof we nog altijd elkaars taal niet spreken. Dat hebben wij nooit gedaan, dus ik weet niet wat ik verwachtte van de kade, van de Naviglio Pavese, van jou, van mij. Het enige wat ons bindt is de chaos in ons hoofd, een familiegeschenk waar ik mee poog te leven.
‘Ti voglio bene.’
W… wa… wat…?
Je kijkt me aan alsof je een antwoord verwacht op je liefde en ik weet dat ik dat nu misschien ook wel echt moet geven, maar ik ben weer de zoon van papa, die na school niks kon vertellen over zijn dag. Het kind van wie papa niet wist dat het haar al haar energie kostte om ‘was goed’ te zeggen, van wie niemand wist wat ze miste.
Ik word steeds vaker non-verbaal de laatste tijd. Staar voor me uit. Leg mijn handen in mijn nek. Richt mijn hoofd naar beneden. Als iemand me vraagt om te praten, kost het me alles wat ik ben. Mijn lichaam lijkt terug te willen naar de tijd van voordat je me volwassen maakte.
Je legt je hand op mijn been. Je wrijft. Je komt dichterbij zitten, haalt je hand van mijn been af en legt hem in mijn schoot. Je geeft me een glimlach dat het oké is.
Hoe durf je dat nu te zeggen, kutwijf?
✧
Je danst op de kasseien alsof je zweeft. Alsof je voeten bloot en de stenen gras zijn. Er is geen straatmuzikant te zien, omstanders zouden zeggen dat niet ik, maar jij gek bent. Wij weten beiden dat dat niet zo is.
Mijn terugkerende tranen in jouw truien hebben iets laten groeien als onkruid. Ik wil je vastpakken en sorry zeggen, maar soms voelt het alsof ik je adem opgeslokt heb, en ik je kracht om te reageren gestolen heb. Alsof jij dat jongetje bent dat ik was, en ik toch mijn vader geworden ben.
Ik hoop dat je eindelijk de plek gaat voelen om zelf te vertellen wie je bent.
Je keert je om, je rent naar me toe, een man fluit ons toe, je doet je ogen dicht, hoor je hem niet? Je kust me zoals je nog nooit gedaan hebt.
✧
Je pakt mijn been nu vast, knijpt er zelfs wat in. Je buigt je lichaam naar voren alsof je mijn oorbel wil zijn, je zou me een familiegeheim kunnen gunnen met één fluister. Ik wil je hier op deze kade voor het eerst ooit in je gezicht ‘mama’ noemen.
Je laat jezelf vallen in het kanaal.
Je zwemt niet.
Je kijkt me aan.
Je zwemt niet.
Je kijkt me aan.
Je zwemt niet.
Je glimlacht.
✧
Je laat mijn lippen los.
Met jouw adem in me kan ik eeuwig leven.
Je begint te huppelen.
Alsof het leven je nooit iets aangedaan heeft.
Je rent.
Je stopt.
Je springt.
De lucht in.
Ik ben bang dat ik de reden van dit alles ben
Je ademt leven.
Je lacht in mijn gezicht op een manier die me laat hunkeren naar het vangen van je spuug.
Naar het vangen van je lichaam.
Naar naast je wakker worden op een zondag.
Naar naast je in slaap vallen terwijl jij niet wil stoppen met lezen, net zoals de vorige twee keer dat je Nikki Dekkers debuutroman opnieuw las.
Je rent richting de kade.
Je stopt.
Je duikt in elkaar, richt je armen naar voren als pijlen, je kont naar achteren.
Ik ren richting jou om je als een kind weg te trekken uit geluk.
Je bent niet gek genoeg dit water in te gaan.
Je duikt.
Ik zie je niet meer.
✧
Ik sta op de kade, gefixeerd op het punt waar ik je onder heb zien gaan.
Er bestaan honderden variaties op the trolley problem. In sommige varianten ken je de mensen die op het spoor liggen, in sommige zijn er meer dan twee sporen. In sommige lig je zelf ook op het spoor. In sommige kan iemand zomaar het spoor op rennen, maar kan die dat ook niet doen. In sommige gaat het over vijf mensen die terminaal ziek zijn, maar zielsgelukkig zijn met het leven.
In sommige is er maar één spoor, en kan je met het trekken aan de hendel het definitieve alleen maar uitstellen.
In sommige is het allemaal jouw schuld.
Trek.
✧
Is de kade ooit zo nat geweest?
Er ligt een hoop water rond je. Mijn krullen zullen dagen nodig hebben voordat ze weer een beetje zichzelf zijn.
Er zit een hoop water in je.
Ik denk dat je stikt.
Ik ben bang dat ik de reden van dit alles ben.
‘Salve, parlate con il 112. Come posso aiutarvi?’
✧
Ik wil je kussen, ik wil je zeggen dat alles
goed komt, ik wil zeggen dat je op mijn
moeder lijkt, ik wil seks, ik wil geen seks
Ik wil je knuffelen, ik wil dat je tegen mij
zegt dat alles goed komt, ik wil zeggen dat
het niet jouw schuld was dat je mijn
moeder niet kon zijn, ik wil dood, ik wil
reïncarneren.
Ik wil jou.
maar wel naast je wakker worden, ik wil een herkansing.
Ik wil jou.

Roos Sinnige snapt niet goed wat de wereld nou aan het doen is. Daarom schreef ze non-fictief werk voor de Zij/Haar-essaybundel en OneWorld, en schrijft ze poëzie en proza voor wie het ook niet meer weet.

Anne Schillings maakt dingen van papier, stof, keramiek of iets daar tussenin. Haar lievelingskleur is vermiljoen, en ze kijkt graag naar zonlicht dat door bladeren schijnt of door een raam - maar sudoku’s en mensen bekijken is ook leuk.