Hoe ongekunsteld expressief was de hard//hoofd-redactie in haar jonge jaren? Geïnspireerd door de tentoonstelling 'Klee en Cobra: Het begint als kind' zochten we onze eigen kindertekeningen op. Na jarenlang zorgvuldig te zijn bewaard door trotse ouders, hielden we ze kritisch tegen het licht. De associatie met Cobra was er direct, maar sommige tekeningen deden sterk denken aan andere periodes uit de kunstgeschiedenis. Kijk en vergelijk!
In het Amstelveense Cobra Museum opende onlangs de tentoonstelling Klee en Cobra: Het begint als kind. In deze naoorlogse internationale kunstbeweging - ‘CoBrA’ staat voor Kopenhagen, Brussel en Amsterdam – verenigden zich kunstenaars als Karel Appel, Corneille, Constant, Asger Jorn, Lucebert en Pierre Alechinsky . Wat hen verbond was een afkeer van artistiek intellectualisme, en de zoektocht naar een primitieve naïviteit die nog wel te vinden was in de belevingswereld van het kind en bepaalde vormen van niet-westerse kunst. "Ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd", zei Karel Appel. Hij smeet de verf letterlijk op het doek, en zijn kunst vol vogels, katten en vreemd gevormde figuren was waarschijnlijk de oorsprong van de denigrerende uitspraak: "Dat kan mijn kleine broertje ook."
Een groot voorbeeld voor Cobra was de Zwitser Paul Klee (1879-1940), die zich liet inspireren door de ‘ongekunstelde, authentieke expressie’ in de tekeningen van zijn zoontje Felix. Een aantal van Klee’s dromerige en vaak ook humoristische schilderijen vol fantasiedieren en veelkleurige landschappen, zijn ook onderdeel van de expositie in het Cobra Museum.
Het prachtige Marieke met Hond lijkt een visuele echo te krijgen in dit schilderij van Cobra-kunstenaar Constant: de gele figuur in het midden vertoont een frappante gelijkenis met Mariekes hond. Constant zei ooit: ‘Het kind kent geen andere wet dan zijn spontaan levensgevoel en heeft geen andere behoefte dan dit te uiten’, terwijl ‘de mens van heden in een morbide sfeer van onechtheid, leugen en onvruchtbaarheid moet leven.’
Nijlpaard Tanja, een ontroerend portret van de in 2011 overleden Artis-inwoner, doet denken aan de dierenportretten van expressionist Franz Marc. Marc maakte vaak gebruik van diepblauwe tinten, die bij hem kracht, spiritualiteit en mannelijkheid symboliseerden. Roos bewijst met Tanja dat kracht en spiritualiteit niet seksegebonden zijn.
Sara met Kat is een artistieke samenwerking van Sara en haar opa. Het liefdevolle portret wordt compleet gemaakt door de expressieve bijdragen in kleur en vorm van Sara zelf, die het klassieke beeld een moderne edge geven. Renoir schilderde dit impressionistische portret in 1887. Zijn model was de latere kunstverzamelaar en dochter van kunstenares Berthe Morisot: Julie Manet. Net als bij Sara met Kat is er een spannend contrast tussen het fijn geschilderde gezichtje en de impressionistische tonaliteit van de rest van het schilderij.
Georges Braque, samen met Picasso oprichter van het Kubisme, schilderde tot 1955 voornamelijk stillevens. De fragmentatie van objecten stelde hem in staat om ‘ruimte en beweging in de ruimte tot stand te brengen’. De scherpe vormen in Melles Fruitschaal doen denken aan de hoekige structuren van het kubisme, waarbij hij de essentie van de fruitschaal terug wist te brengen tot het absolute minimum.
Deze prins galoppeert op ons af, in een gedetailleerde wapenrusting met bloedrode mantel. Het is niet duidelijk of hij ons goed –of slechtgezind is, maar de korte beentjes van zijn paard geven hem een ontroerende kwetsbaarheid. Diezelfde kwetsbaarheid zien we terug in het prachtig verluchte psalmenboek van de Franse koning Lodewijk IX (1214-1270). De heldhaftige ridder te paard is Nahash de Ammoniet, die de Joden van Jabesh dreigde hun rechteroog uit te rukken. Gezelligheid dus. Toch lijkt Nahash in dit prachtig gedetailleerde plaatje weinig dreiging uit te stralen, vooral vanwege het My Little Pony-achtige paardje waar hij op zit.
Deze ongebruikelijke kerststal (Jezus heeft een walkman, Maria draagt een spijkerbroek en de Koningen brengen giften als een tv waarop MTV wordt getoond en een telefoon, terwijl een ander in een auto voorbij scheurt) doet qua blasfemische iconografie denken aan het werk van Jean-Michel Basquiat, die graag typisch Amerikaanse symboliek gebruikte om een statement te maken, in een explosieve combinatie van woord en beeld. Zijn Piano Lesson (for Chiara) uit 1983 toont de geabstraheerde figuren van Batman en Robin, waarbij de in het roze geklede Robin getooid is met een ‘two way wrist radio’, en de totem-achtige figuur van Batman wordt omringd door vreemde codewoorden. Vooral Mees’ ‘Maria met vijf monden’ lijkt uit hetzelfde graffiti-achtige wereldje te komen als Basquiats verwrongen figuren.
Miró’s serie van vijftig lithografiën ontstond in een grimmige tijd. Opvallend is de afwezigheid van een achtergrond of suggestie van een ruimte. Miró’s werk draait om vorm in de leegte: ‘Tiny forms in huge empty spaces. [...] everything which is bare has always greatly impressed me.’ De komische figuurtjes blijken bij nadere inspectie soms boos of verward te kijken. Misschien omdat kinderen vaak ook een beetje bang zijn voor Sinterklaas, lijken Hiskes figuurtjes in de leegte een bepaalde onzekerheid uit te stralen.
Door Sanne Rispens