Deze maand een kiekje uit het begin van de vorige eeuw. Met een tekstuele bijdrage van theaterschrijfster Jorieke Abbing.
Foto: archief beeldredactie
Ik schaam me.
Want vier tegen één.
Maar het was lief bedoeld
Het was om je te helpen
We waren bang dat je eenzaam zou worden
We waren bang dat je een jongen zou ontmoeten
en dat ie ter plekke flauw zou vallen
of op zijn minst, redeneerden we, zijn hoofd af zou wenden
We waren bang dat je het zo nooit ver zou schoppen
als je zo door ging.
Het was voor je eigen bestwil
Ik begon:
‘We moeten je iets vertellen’
Vriendin X ging verder:
‘Het is niets ergs, het is gewoon’
En de andere X:
‘We ruiken het al een tijdje’
En de laatste X, de eerlijkste:
‘Je stinkt uit je mond.’
Lieve vriendin.
Vier gezichten keken je veelbetekenend aan
Jij kromp ineen als een ziek vogeltje
‘He? vroeg je angstig en nog eens: ‘he? he? he?’
Je was zo lief en knap, hoe je daar zat op de badrand
Met je porseleinen huidje, je roze wangen
Je mooie lange krullende haar.
Zo nu wist je het.
Je keek naar ons, tanden en lippen op elkaar geperst
Wij keken in de spiegel want na deze nobele reddingsactie zouden we uitgaan en er moest nog oogschaduw aangebracht.
Jij bleef zitten want jij droeg nooit oogschaduw
Wij trokken ons verwaande make-up gezicht;
Oogleden op half zeven, hoofd in nek, bek vol tanden
‘Je moet gewoon wat vaker flossen.
Of misschien heb je een gaatje. Een rottend gaatje.
kauwgom is je vriend.’
Mijn vriendinnen
Eentje had een klein zwart snorretje en ik wist, een vachtje op haar onderrug.
De ander haalde tien keer per dag haar lenzen uit, had randen onder haar nagels en een etterende piercing in haar navel.
En de laatste, de eerlijkste, droeg standaard een fietsbroekje onder haar rokje zodat haar dijbenen niet zo tegen elkaar aanschuurden bij het lopen, want daar kreeg ze wondjes van.
Ik schrijf je niet wat ik had.
Je weet alles al.