Het eerste waar je misschien aan denkt bij een Nederlander in Parijs is een fiets en je hebt gelijk: in het begin fietste ik veel, totdat mijn hangslot tijdens een afdaling vol kinderkoppen – ik snap nog steeds niet hoe – uit zichzelf op slot ging, tegen de spaken ramde en uit elkaar spatte, waarna mijn sleutelbos in een nabijgelegen afvoerputje verdween. Dit was mijn tweede week in Parijs.
Esha Guy Hadjadj gaat weg. Weg bij Hard//hoofd en weg uit zijn geliefde Parijs. Dit korte essay is het eerste van zijn drie afscheidsessays. Lees deel 2 hier en deel 3 hier.
Wat er uiteindelijk met die fiets gebeurde weet ik niet meer (waarschijnlijk hetzelfde als met alle andere fietsen, namelijk dat iemand op een mooie dag besloot er meer behoefte aan te hebben dan de eigenaar), maar zijn afwezigheid liet geen diepe indruk achter. Met een karakter als het mijne is het maar goed om snel te accepteren dat je je spullen vroeg of laat zult verliezen. Gelukkig is er ook het karakter van mijn vriendin: op een even mooie dag, ik geloof vlak voor de eerste lockdown, besloot zij in een opwelling twee tweedehandsfietsen op de kop te tikken.
De tweede fiets was voor haar huisgenoot, Ashmeen, een Engelstalige schrijver die in Parijs haar eerste publicaties voorbereidde. Ashmeen droomde graag over water, deed zich altijd net wat vreemder voor dan ik vermoedde dat ze was, en misschien wel het meest verrassende voor een Nederlander als ik: ze had nog geen dag van haar leven op een fiets gezeten. Ze bewoog graag met een bepaalde precisie en waardigheid die niet strookte met hoe mijn vriendin haar een fiets de heuvel op zag trappen, dus bovenaan bleef de impulsaankoop op de binnenplaats verroesten tot een boze buur hem maanden later zou weghalen.
Ashmeen sprak vijf talen maar geen enkele kwam van pas in Parijs. I just don’t think it’s pretty, antwoordde ze wanneer ik haar vroeg waarom ze geen Frans wilde leren. En ik vroeg het waarschijnlijk te vaak. Een jaar later voegde ze rond twee uur ’s nachts aan haar gebruikelijke antwoord toe dat ambtenaren haar hadden uitgelachen om haar accent toen ze vlak na aankomst langskwam voor haar visum. Sindsdien was de taal haar schoonheid verloren.
Misschien dat ik nu aan haar terugdenk omdat zij de eerste was die daadwerkelijk vertrok
Zoals zovele anderen in Parijs, stond ze continu op het punt om voor altijd te vertrekken, maar deed dat nooit helemaal. Zelfs toen haar visum al maanden verlopen was, bleef ze onverstoord in haar tweekamerappartement bovenop de heuvel zitten. Tegen die tijd was mijn vriendin al verhuisd; Ashmeen woonde samen met haar ex-turned-best-friend, een ongemakkelijke bio-ingenieur die nog lang na de lockdowns het vertikte zich te scheren. Ik was ervan overtuigd dat hij niets liever wilde dan met haar trouwen, maar als ik Ashmeen ernaar vroeg wimpelde ze de suggestie met een oogrol af. You’re always looking for dirt, zei ze dan.
Misschien dat ik nu aan haar terugdenk omdat zij de eerste was die daadwerkelijk vertrok. Het zat eraan te komen: proberen door te breken als Engelstalige schrijver is al lastig, laat staan in een Franstalig land. Hoewel ik haar vaker zag dan de meesten en me op mijn gemak voelde bij haar, heb ik niet de indruk dat ze me dichtbij liet komen. Misschien dat haar vertrek daarom zo moeilijk was: het was voortijdig.
Er waren wel kleine momenten van toenadering. Ik herinner me hoe ik na een filmavond op de wc zat toen ze me een kortverhaal opstuurde via whatsapp. Het was laat: mijn ogen waren moe, mijn zicht te vaag voor de letters op m’n telefoon, de wc te krap om er recht op te kunnen zitten, en toch las ik het in één ruk uit. De tekst ging over haar leven in het tweekamerappartement met de bio-ingenieur vanuit het oogpunt van Alexa, de virtuele-assistent-annex-kind van het ‘gezin’:
While mother wasted away by the window, trying her best to forget father’s existence over a shoddy wall, he would keep on imposing himself on her in the realm of sound with his constant whistles and hums, the thoughtless auditory tyranny (...) A day arrived when she didn’t know whom to talk to. So she picked up her phone and texted ‘I’ve been so profoundly lonely.’ She waited, anxiously peering at her phone. He was humming next door. He paused and called out: ‘What’s that?’ She bit her lip, retorting: “It’s nothing.” But she could hear the footsteps approaching, carrying his phone in his hand. She regretted it. The more he pressed on, the more of nothing was said. He didn’t understand that she just wanted to talk as two remote people.
De avond dat ze me dit stuurde was ik samen met haar naar de film, in de laatste weken voor ze vertrok. Ik stapte er speciaal voor op de fiets, die ik door de pandemie zo lang niet had gebruikt dat ik hem uit het gemeenschappelijke opslaghok van het gebouw moest graven. Toen we na een paar biertjes op het Canal St-Martin terugliepen naar de bioscoop stond hij er niet meer, zelfs het kettingslot was verdwenen. De buren zouden blij zijn met de extra ruimte.
Esha Guy Hadjadj gaat weg. Weg bij Hard//hoofd en weg uit zijn geliefde Parijs. Bovenstaand essay was het eerste van zijn drie afscheidsessays.
Esha Guy Hadjadj (hij/hem) studeerde hedendaagse filosofie in Amsterdam en Parijs. Hij schrijft graag over de manier waarop we ons verhouden tot een al dan niet gedeeld verleden. Daarnaast is hij geïnteresseerd in de ontoereikende oplossingen voor klimaatontwrichting.
Beyza Tolgay is een illustrator en animator gebaseerd in Mainz, Duitsland. Ze houdt van sterke kleuren en gebruikt kleurpotloden voor haar werk.