Schrijver en columnist Nazmiye Oral nam ons zondagavond overal mee naartoe: van haar Turkse jeugd in Hengelo tot de woonkamer van ‘de’ verguisde PVV’er. Oral beheerst de kunst van luisteren, zo bleek keer op keer. ‘Een journalist moet toestaan dat zij niet de enige is die het verhaal vertelt’, aldus een geboeide Esha Guy Hadjadj.
“Kunst en literatuur zijn niet abstract en gereserveerd voor een kleine hoogopgeleide groep, maar tools die ons dichter bij elkaar moeten brengen. Het is niet wat je vertelt, maar wat verteld wil worden, een gezamenlijk verhaal, een co-creatie – dat is…” fluistert Nazmiye Oral opeens (schuld)bewust van de zwaarte van haar woorden, “kunst”. Gisteravond liet Oral zich kennen als een mens met wijd uiteenlopende interesses, waarbij desalniettemin één thema centraal leek te staan: het luisteren naar de ander.
Oral stipte vele ogenschijnlijk verschillende onderwerpen aan, zoals de ceremoniële verering van Atatürk in het Turkije van haar jeugd, de Netflix-serie Messiah (Michael Petroni, 2020), de komiek Richard Pryor en de horrorfilm The entity (Sidney J. Furie, 1982). Hoe gaat ze dit in godsnaam allemaal bij elkaar praten, vraagt de kijker zich aan het begin nog af. Maar geleidelijk ontstaat er een beeld van een mens met een tomeloos vertrouwen in het klungelige mensen van de ander, want voor Oral was ‘mensen’ in de eerste plaats een werkwoord, een poging.
‘Als zelfs je ouders je in de steek kunnen laten, dan kan iedereen het.’
De avond bracht ons terug naar Orals jeugd. We leren dat ze opgroeide in een Turks gezin in Hengelo met een verstandelijk beperkt broertje en een zusje dat veel aandacht nodig had. Van haar zesde tot tiende groeide ze op bij haar grootouders in Turkije, waar ze een blijvende wantrouw en bindingsangst aan overhield. “Als zelfs je ouders je in de steek kunnen laten, dan kan iedereen het.” Op haar negentiende was Oral degene die haar ouders in de steek liet, toen ze een gearrangeerde verloving verbrak en op kamers ging wonen, na vele ruzies met en bedreigingen van haar ouders.
Ondanks de bindingsangst die ze aan het begin van de avond aanstipt, schijnt bij Oral vooral de vurige wens om met de ander te binden door. Hiervoor gaat ze de uitdaging niet uit de weg. Tijdens de opmars van de PVV in 2004 besluit Oral zich door een PVV-stemmer te laten ‘adopteren’. Ze gaat bij de vrouw in huis wonen, om haar angsten tegemoet te treden. Want het kan toch niet zo zijn dat ‘de PVV-stemmer’ echt zo simpel en verwerpelijk is zoals ze in de media wordt afgebeeld? Oral wil ‘de blik van buiten’ ontmantelen, ‘die zo snel gedaan is’. Een vernauwende blik die van een mens gemakkelijk een eendimensionale vijand maakt. Daartegenover plaatst ze een blik van binnen: “Als je eenmaal iemand ziet, kun je diegene niet meer niet zien.”
Daarmee valt haar bespreking van Messiah opeens op zijn plek. In het door Oral gekozen fragment roept de profeet op de Tempelberg zijn toehoorders op om de kracht in zichzelf te herontdekken, en laat hij erg letterlijk zien dat er leven is na het Oordeel. Dit oordeel zien we aanvankelijk als een goddelijk oordeel na de dood over het leven van een individu, maar bij Oral wordt het snel een sociaal oordeel dat een groep velt over een lid of buitenstaander. Of het nou Nederlanders zijn die vooroordelen hebben over immigranten, de Turkse gemeenschap in Hengelo die oordeelt over wie Oral is en moet zijn, of het Nederlandse publieke debat dat oordeelt over het karakter van AZC-scepticus Ries van Dijk zonder hem langer dan een minuut te kennen: Oral wijst erop dat dit oordeel niet het einde is, dat je er niet aan onderdoor hoeft te gaan zoals zij dat bijna moest. We moeten onszelf zien te heroveren door ‘elkaar te ontmoeten voorbij gelijk en ongelijk’, in de woorden van Rumi.
Een journalist moet zich ook kwetsbaar opstellen, toestaan dat zij niet de enige is die het verhaal vertelt
In een tijd waarin sociale media de ander al snel als een makkelijk te categoriseren vriend of vijand neerzetten, is Orals pleidooi om het gezicht achter de avatar op te zoeken erg welkom. Uit haar journalistieke en artistieke werk blijkt dat zij die levenswijze in de praktijk brengt: Orals toneelstukken vertellen de verhalen van onverwachte ontmoetingen; niet enkel door haar eigen blik maar met de gelijkwaardige inmenging van de ander. Een journalist moet zichzelf ook kwetsbaar opstellen, toestaan dat zij niet de enige is die het verhaal vertelt. Het zijn geen harmonieuze kumbaya-verhalen, maar botsingen waarin je hoopt iets nieuws te ontdekken.
Dit conflict tussen twee stemmen speelt zich zelfs af in haarzelf, zoals Oral laat zien met een fragment uit The revolver (Guy Ritchie, 2005). Hierin worstelt de claustrofobe Jake Greem om de ‘valse stem van buiten’ onder controle te krijgen en zijn innerlijke kracht te hervinden. Oral ziet hier een parallel tussen haar eigen stem en de geïnternaliseerde normen die ze ‘het ego’ noemt. Ook hier speelt zich een schurende ontmoeting af tussen wie je bent en wie je wil worden. “Inmiddels is m’n ego langzaamaan een vriendin van me aan het worden” concludeert ze.
Het werpt de vraag op: hoeveel bewegingsvrijheid heeft een individu binnen een groep? Die vraag stond ook centraal in het meest ontroerende deel van het interview. Oral beschrijft hoe jonge Turkse jongens nergens met hun psychische problemen terechtkunnen. Bewogen vertelt ze over hoe zo’n jongen naar de imam gaat in plaats van naar een psycholoog, terwijl de dogmatische normen van de gemeenschap juist de oorzaak zijn van zijn innerlijke conflicten. “Als je niet mag bestaan, dan wordt je raar.”
Daarmee lijkt Oral de jongen toe te spreken, maar al gauw verplaatst het zwaartepunt naar haar vroegere zelf. “Zoek hulp, praat erover, er is een leven na de oorlog. Je hoeft geen schepen achter je te verbranden. (...) Ik wil niet kiezen tussen twee kampen, maar dat betekent niet dat ik verbannen moet worden naar de periferie. Het is ook mijn traditie, het is ook mijn cultuur. Ik heb ook het recht om haar vorm te geven.”
Het doet denken aan het verhaal dat Oral eerder op de avond vertelde over haar broertje. Hij heeft een belangrijke taak die hij met gepaste ernst iedere dag uitvoert: de honden uitlaten. Hij loopt iedere dag een rondje in de wijk, met een babbeltje hier en een koffietje daar. Af en toe heeft hij een slechte dag en gooit hij zijn slipper naar een ongelukkige gesprekspartner. Maar de buurt weet dat hij zich anders gedraagt, en de mensen houden rekening met hem. Hij mag er evengoed zijn, en draagt evenzeer bij aan het verhaal van de buurt. Geen kumbaya, maar wel erkenning. Ook de buitenstaander bepaalt hoe we met elkaar samenleven. Dat daar soms een slipper bij komt kijken, soit. Dat is nog altijd te verkiezen boven een leven waarin we niet de ruimte krijgen om te worden wie we zijn. Oral liet ons zien hoe belangrijk het is om die ruimte voor ons te winnen, om haar vervolgens aan anderen door te kunnen geven.
Esha Guy Hadjadj (hij/hem) studeerde hedendaagse filosofie in Amsterdam en Parijs. Hij schrijft graag over de manier waarop we ons verhouden tot een al dan niet gedeeld verleden. Daarnaast is hij geïnteresseerd in de ontoereikende oplossingen voor klimaatontwrichting.
Bram Dirven is oud-chef Illustratie van Hard//hoofd.