De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Over het einde van het verbod op smalende godslastering.
“God is een watje”, zei iemand op Twitter en ik riep iets terug over Jezus als “wattenstaafje voor de geest”. Pas toen ik een half uurtje later op nos.nl een klein berichtje zag, besefte ik waar het op sloeg: “Godslastering niet meer strafbaar”.
Dat werd verdomme tijd ook, mompelde ik.
Er zijn dagen waarop meerdere discussies uit het verleden even gezellig komen buurten, dezelfde ochtend had Femke Halsema nog eens zonder veel succes geworsteld met de nikaab.
In beide gevallen was mijn onderbuikreactie: die discussie hadden we toch al gehad? Onzin natuurlijk, aan dat verbod op godslastering was nooit iets veranderd.
“Weg met dooie letters, leve de beschaving en de ketters” rijmde mijn hoofd ongevraagd.
Leve de ketters? Ik heb de afgelopen jaren niet veel geduld gehad met godslasteraars. Vrijwel altijd waren ze pijnlijk naïef, allesbehalve grappig of ronduit saai. En dikwijls alledrie: godslastering lijkt het exclusieve domein van kleine geesten te zijn geworden.
En toch: het is een klein stapje in de goede richting op een moment waarop elders stappen terug worden gedaan. Zwarte Pieten moesten als groot maatschappelijk compromis hun oorbellen inleveren; bijstandsgerechtigden worden door PvdA-juf Klijnsma als kleine kinderen aangesproken en als halve criminelen behandeld – alsof het geen volwassen mensen met serieuze problemen betreft; wietwetgevingstechnisch worden we door Amerika ingehaald en Halbe Zijlstra voelt zich alweer geroepen liberalisering op de financiële markten te bepleiten.
De gedachte God zelf te moeten beschermen tegen lasterpraatjes getuigt natuurlijk van een arrogantie die de toren van Babylon doet verbleken. Anderzijds is vrijheid van meningsuiting hier verwarren met een zogenaamd “recht om te kwetsen” zo lichtzinnig dat het jeukt.
Maar ergens tussen die domme uitersten zit een ander, groter idee: de gedachte dat het af en toe geen kwaad kan een evenwicht te zoeken dat mensen – gelovigen en godslasteraars gelijk – beschermt tegen hun medemensen.