De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Nadat onze eigen Hiske met een verhaal in het Parool De Wereld Draait Door tot een discussie over paardenvlees wist te verleiden, buigt Emy zich over onze hypocriete eetgewoontes.
De afgelopen week regende het paardenvlees-schandalen. Het oproer over restaurants die paardenvlees als rund verkopen en supermarktlasagnes waarvan de verpakking niet vermeldt dat er paard in verwerkt is, laat zien dat we kennelijk nog kieskeurige eters zijn. Het gaat dan niet om smaak en kwaliteit. Daarmee zit het wel goed, bezworen een culinair journalist, een vleeshandelaar en Joop Braakhekke de televisiekijker in DWDD. De enige reden dat men dit vlees niet eet is de knuffelfactor van het paard. Je zag hen erbij denken: tere zieltjes, die mensen die geen paard eten.
Hoe legitimeer je als mens dat je dieren eet? En welke dieren wel en welke niet? Als je je werkelijk aan het principe houdt dat je niets doodt of kwetst, is het lastig boodschappen doen. Maar wie er een pragmatischer principe op nahoudt, wordt al snel hypocrisie verweten. Dat geldt zeker voor wie zich beroept op de aaibaarheidsfactor.
Ik ben er voor dat mensen principes uitkiezen die ze echt belangrijk vinden en daar ook naar proberen te leven. Het aaibaarheidscriterium vind ik een mooi, haalbaar principe. Vergelijk de volgende twee gevallen: 1. Een gezin gaat naar de kinderboerderij. Ze knuffelen met de lammetjes. ’s Avonds eten ze shoarma. 2. Een gezin gaat naar de kinderboerderij. Ze knuffelen met de lammetjes. ’s Avonds eten ze kip.
Het is een kwestie van gradatie, maar het eerste gezin lijkt me aanzienlijk hypocrieter (zie ook: kalfje Willy). Niet op willen eten wat je op een ander moment zou willen aaien is een duidelijk moreel standpunt. Iets wat je lief vindt dien je ook lief te behandelen. En die arme kippen, zul je zeggen, die kunnen er toch niets aan doen dat wij ze niet lief vinden? Maar als je zo’n medelijden met die kippen hebt, waarom eet je ze dan?