Ik zou zoveel willen weten wat de liefde betreft
Op de afgetakelde bank streel ik de randen van mijn lichaam alsof het nylonsnaren zijn en Norah Jones ieder moment zingend binnen kan vallen. Ik had bij mijn geboorte graag een briefje gekregen waarop stond hoeveel uur ik alleen moet zijn. Van samensmelten kwam nooit iets goeds.
Een jaar geleden riep ik: ‘Ze zouden me moeten uithuwelijken!’ Ik heb het forceren van liefdesgevoelens nota bene uitgevonden.
Nu heb ik een geliefde gevonden, ze woont een paar steden verderop, heeft een uitpuilende koelkast en kust mijn wangen tot zachte perziken. Ik weet nooit wanneer ik genoeg van haar moet krijgen.
Ze zegt dingen als: ‘Religie is eigenlijk BDSM, al die rituelen kan je met elkaar vergelijken.’ Dat maakt van God een even grote sadomasochist als ik; genot gaat gepaard met de pijn en moet verdiend worden.
Ze denkt dat ze met mij de oorlog kan winnen en ik denk dat we rustig aan moeten doen.
Rouwtekst
Mijn muze, de oude panseksueel, is gisteren gestorven. Het liet geen oorsuizen achter. Vergelijkbaar met hoe mijn opa plotseling stierf in de moestuin. De oude panseksueel zakte echter in een keuken met muizenkeutels en harde spaghettiresten in elkaar.
Ze had rood haar en nicotine-gele vingers. Ze was een beetje krankzinnig. Ik verdenk haar van necrofilie, ik mocht nooit bewegen en geluid maken als we neukten, hele uren speelde ik dood.
Haar communicatie had iets weg van een lesbisch kostuumdrama. Tussen de vele indringende blikken door zei ze soms plotseling: ‘Je bent bijzonder, weet je dat?’ Retorisch en vervelend vind ik dat, complimenten vraag je niet, die geef je. Op het einde zei ze: ‘Ik ga op zoek naar een andere dichter, eentje die wel gevoelig blijft.’
Het was uiteindelijk een pianiste geworden. De oude panseksueel was kort voor haar vertrek spiritueel verlicht en de pianiste was dat ook - in de seksloze brei van houvast en bijgeloof vonden ze elkaar.
Ik ben een gierput vol cartesiaanse twijfel, ik geloof maar twee dingen: dat ik een tumor heb die vroeg of laat aan de oppervlakte komt en dat mijn opa tussen de vergeet-mij-nietjes gevonden is . Het vergt moed, religie of arrogantie om zeker van zaken te zijn. Ik snap ook wel dat je dan liever iemand hebt die je met grote ogen aankijkt en zegt: ‘ik heb het gevoel dat we elkaar al eerder hebben ontmoet.’
De muzen kiezen de schrijvers, niet andersom. Ze besluiten zelf wanneer ze op je gezicht gaan zitten, je meenemen naar familie en vervolgens wanneer ze sterven. Je hebt als schrijver dan twee opties: faciliteer geen necrofilie of schrijf verder over de rug van je dode muze.
Drenkelingenmaatschappij
De vrouw van wie ik sneeuwschoenen leen zegt: ‘Het is makkelijker om compassie te hebben als je bedenkt dat iedereen verdrinkt in hun eigen onzekerheden.’
Ik begrijp nooit de reden waarom iemand hijgend naar de trein sprint of waarom mijn vader me ziet zoals ik vroeger was
Het is nooit de maatschappij die zich als mal om mij heen vormt, maar altijd ik die moet zorgen dat ik hier nog pas
Jezelf kleinmaken voor Dummies, een klassieker
Geleerd tijdens mijn troebele jeugd in een klein kut dorp en een hyperfocus op het boeddhisme
Ik ben nu vijfentwintig en werk als beleidsmedewerker in een reformatorische gemeente
Ik dwing mezelf niet meer uren in een kleermakerszit maar tot vergroeiing met mijn computer onder steriel tl-licht
Iedere en verdrinkt in diens eigen onzekerheid, maar als je je hand boven het wateroppervlak rijkt, geef ik liever een high five dan dat ik je eruit trek, lees: hoe laat ik een rechtse rakker subtiel verdrinken
Leonard Cohen zong: ‘He knew for certain only drowning men could see him.’
Mijn drowning men zijn vrouwen die toch een tweede date willen, omdat ik 120 minuten aandachtig luisterde naar hun verhalen
Mijn drowning men zijn politici die excuses maken nadat ze je hele toekomst beleidsmatig om zeep helpen
Mijn drowning men zijn familieleden die na het miskennen van je identiteit toch een schouder nodig hebben
Mijn compassie is gemaakt, een paardenmiddel voor meebewegen
Ik heb geen energie meer om een nieuw boeddhistisch mantra aan te nemen, zodat ik doordrenkt met compassie achter je homo- en xenofobisch gekanker een sprankeltje zelfkastijding ontdek
Mijn vader noemde me vroeger een einzelgänger en ik vrees dat hij hierin gelijk krijgt
Als ik nog harder mijn best doe verdrink ik zelf
Het voelt als verraad om afstand te nemen, maar ik doe vlinderslagen wanneer ik alleen ben
Trijntje van de Wouw (die/hun) is als dichter en socioloog gefascineerd door alles wat niet eenvoudig gezegd kan worden vanwege schaamte of taboes. Hen schrijft prozaïsche poëzie waarin zware thema's met humor toegankelijk worden gemaakt. Trijntje publiceerde onder andere in Op Ruwe Planken, Notulen van het Onzichtbare, de bundel van De Nederlandse Gedichtenwedstrijd en Wobby. Momenteel is hen onderdeel van het talentontwikkelingstraject WOLK Letteren.
Bastiaan de Kramer (1993) is een tekenaar en tatoeëerder. Langzaam werkend creëert hij een droomachtige wereld die doorspekt is met persoonlijk symbolisme, folkloristische verwijzingen en een absurd gevoel voor humor.