Winterochtend. Een smalle straat in een middelgrote stad. In een herenhuis lichten twee kamers op. In beide kamers brandt een schemerlamp. In beide kamers slaapt een vrouw.
De vrouw op de begane grond lijkt oud. Haar witte haren lichten op in de ochtendzon. Ze slaapt met rusteloze bewegingen van haar armen. De vrouw op de eerste verdieping ziet er jonger uit. Ze ligt met haar rug naar de monitor van een babyfoon die naast haar bed staat. Het cameraoog van de babyfoon is op de oude vrouw gericht en registreert haar bewegingen in 1920 x 1020 pixels. De oude vrouw is de moeder van de jongere vrouw. De jongere vrouw ben ik. Ik word wakker in het huis van mijn moeder.
Het is warm in de slaapkamer. Ik heb de radiator gisteren niet dichtgedraaid. Ik hoor hoe mijn moeder prevelend ademhaalt. Met elke uitademing glippen klanken over haar lippen. Ik kijk uit het raam en zie de kastanjeboom heen en weer wiegen in de tuin. Aan een touw bungelt een plastic kraai. Twee duiven fladderen koerend in de takken. Ik wil naar buiten, naar een bos of een park en beeld me in dat ik daar een wandeling maak. Ik sta op en maak ontbijt in de keuken.
Mijn moeder vergroeit steeds meer met het huis. Terwijl ik in de kelder lakens strijk, zie ik op de monitor hoe zij in de woonkamer naar het televisiescherm staart. De kat zit naast haar op de bank. De hand van mijn moeder rust op de kop van de kat. De hand lijkt op te gaan in de gevlekte vacht, haar armen versmelten met de deken, haar voeten gaan op in de eiken vloer waarin zij zich stevig wortelt. Alles in huis is stil, behalve de televisie. Ik loop de trap op met de monitor in mijn hand en kijk naar het beeld van mijn moeder.
Ik beeld me in wat taal voor mijn moeder betekent
Er is de tijd hier binnen in huis en er is de tijd die buiten verdergaat. Buiten schreeuwt een kind. Buiten loeit een sirene. De tijd binnen lijkt doorlaatbaar. Ik ga de studeerkamer in en neem plaats aan haar bureau. Ik sla een krant open die daar ligt. Ik begrijp niet wat er staat. Ik beeld me in wat taal voor mijn moeder betekent.
‘Zan Zendegi Azadi’ hoor ik meisjesstemmen scanderen via de monitor. ‘Zan Zendegi Azadi’ zingt mijn moeder. Ze zingt de woorden als een kinderlied. Ik kijk op en zie wat zij ziet op het journaal. Vijftien jaar oud zijn de Iraanse meisjes die met hun rug en ontblote haren naar de camera gekeerd staan. Vijftien jaar oud was ik toen mijn moeder me vertelde wat zelfbeschikkingsrecht betekent.
Ik kijk naar de monitor en zie hoe zij naar het journaal op het televisiescherm staart. Voetbalsupporters juichen in Qatar. Op de westelijke oever van de Dnjepr kijkt een soldaat naar een vrouw die met drie zakken haar huis verlaat. In Java beeft de aarde. Mijn moeder recht haar rug. Haar linkervoet wipt op en neer. Ze luistert hoe de nieuwslezer de hoogtepunten herhaalt. Ze deint mee op het ritme van de wereld. Ik blijf zitten in de studeerkamer die gevuld is met boeken van mijn moeder. Ik verdring het verlangen om naar buiten te gaan. Mijn huid hongert naar de aanraking van de wind, de zon, zelfs de regen.
Door de monitor weerklinkt een kinderstem. Mijn moeder strekt haar arm en lacht. Op het scherm van de televisie in de woonkamer zie ik mezelf lopen als kind. Ik heb rode regenlaarzen aan. Ik loop in het mulle zand van een strand, in de richting van de zee, in de richting van de armen van mijn moeder. Ze vangt me op en drukt me tegen haar borst. Ze kust mijn kruin en wiegt me heen en weer. In de armen van haar moeder slaapt zij als kind onder een kerselaar. Zij slaapt in de armen van haar moeder.
Ik druk op de pauzeknop van de babyfoon en bevries haar in dit decor
Een hand streelt haar rug, haar borst, haar wang. De zon schijnt op haar gezicht, ze kan de stralen door de twijgen zien. Ze hoort een vogel, ze ziet een kat, de staart van de kat zwiept heen en weer, de staart zwiept voor haar gezicht, ze doet haar ogen dicht. Ze voelt de poten van de kat op haar buik. Ze streelt de rug. De kat bijt zacht in haar hand. Ze streelt de buik. De kat gromt, blaast, bijt, wie bijt, de hand, de kat, de deken, de vacht, de wind, de zon, de twijgen.
Er is ooit meer geweest dan dit. Mijn moeder groeit op in een groot gezin. Ze woont in een buitenwijk van een kleine stad in een huis op een onverharde weg, een huis met zeven kamers. Ze heeft vier broers, een zus, een hond, drie katten en een parkiet, een voortuin met azalea’s. Ik zie de moeder van mijn moeder voor me zoals ik me haar herinner uit mijn kindertijd. Ze bakt krentenbrood. Haar grijze pruik staat scheefgezakt op haar hoofd. Ze zet het bakblik met rijzend brooddeeg op de vensterbank van een raam dat uitkijkt op een kerselaar. Rode vruchten wellen op in de frêle takken.
Ik strek mijn rug. In de woonkamer kijkt mijn moeder door het raam. Buiten loeit de wind. Buiten verliezen de bomen nog steeds hun blad. Buiten blijft het warm in de winter. Ik ga de trap af met haar pillendoos in mijn hand en maak in de keuken het avondeten klaar. Mijn moeder duwt zich recht en rolt met de rollator mijn richting uit. Ze sleept haar voet, zucht, haar voet blijft haken in het tapijt. Ik wuif naar haar van achter het fornuis. Ze kijkt me weifelend aan, draait zich om en rolt naar de zetel.
Ik ga de trap op met haar pillendoos. Ik ga de trap af, stop haar in en doe het nachtlampje aan. Ik ga de trap op en kijk op het scherm van de monitor. Mijn moeder ligt roerloos in bed. Ze heeft een mosgroene pyjama aan. De kat springt op de vensterbank. Ik strijk met mijn vinger over het scherm. Ik druk op de pauzeknop van de babyfoon en bevries haar in dit decor. Alles staat stil, maar de staart van de kat blijft heen en weer gaan.

Siska van Daele is linguïste, onderzoeker, mede-oprichter van Letterveld en lid van schrijverscollectief De Letteristen. Als schrijver en onderzoeker is ze gefascineerd door het sociale weefsel in een stad. Ze schrijf artikels en kortverhalen, creëert multimediale narratieve projecten en werkt momenteel aan haar romandebuut Roerloos, een autofictieve tekst over mantelzorg.

Madelief van der Peijl is een illustrator die zich graag verwondert om de wereld om haar heen. Ze kijkt rond en illustreert wat ze ziet; soms zijn het kleine dingen en soms juist grote, maar er is altijd iets wat haar opvalt.