Om in hun relatie de onoverbrugbare meningsverschillen te vermijden hadden Barbara en Claudel een spel bedacht. Djinn, noemden ze het, naar het verhaal van de geest in de fles. Ieder jaar mocht een van hen drie wensen doen en de ander moest deze inwilligen, althans twee daarvan, compromisloos, en daarna draaiden de rollen om. Op een avond die misschien wel een van de laatste zou kunnen zijn, blijft er nog één wens over. Een kort verhaal van Jos Jansen over een onvoorspelbare avond in juli, twee blote schouders en een laatste wens.
Barbara en Claudel besloten uit elkaar te gaan op een avond in juli. Ze zaten in de woonkamer, waar ze meestal hun tijd doorbrachten. Hoewel het al een tijdje niet zo goed ging tussen hen, was Barbara toch verrast. Met hem had ze het leven van een Zwitsers uurwerk geleid. Maar sinds die ander dat mechanisme had ontregeld waren haar dagen onvoorspelbaar geworden.
Claudel stond op en liep naar de buffetkast. Aan zijn bewegingen kon ze zien dat hij een glas inschonk, leegdronk en weer bijschonk. Toen hij zich omdraaide en haar een glas aanreikte, glom het polshorloge dat ze hem had gegeven. Hij stond voor haar. Een meter vijf en tachtig, een en al pezen en spieren vanwege het roeien.
‘We moeten de details nog doornemen,’ zei hij. ‘Maar dat hoeft niet nu.’
‘Je bedoelt, hoe is ze in bed?’
‘Als jij dat wilt.’
Het klonk nonchalant. Misschien wel te veel.
Barbara ging zomers gekleed: een zwart hemdje, dunne elastieken bandjes. Haar bruine haar en borsten droeg ze los. Van haar gin-tonic drinkend nam ze hem op.
‘Ik ben je nog wat vergeten te vertellen,’ begon ze.
‘Vergeten? Jij?’
‘Ja, ik. Gisteren ben ik bij haar langs geweest.’
Nu had ze zijn aandacht.
‘Bij Lucy, zo heet ze toch?’ ging ze verder.
‘Je weet hoe ze heet.’
‘Ik kreeg de stellige indruk dat haar KRALENPARADIJS niet zo goed loopt. Alleen die naam al. Misschien dat ik daarom iets heb gekocht. Een armband. Ik vroeg haar het in te pakken en ze deed het braaf.’
‘Ze is aardig.’
‘Dat vat het wel zo’n beetje samen, ja. Toen ik wegging heb ik haar nog iets gevraagd. Wil je weten wat?’
‘Nee.’
‘Of je bij haar wel anaal mocht.’
‘Nee,’ zei hij, ‘dat heb je niet. Zo zit jij niet in elkaar.’
‘Een volstrekt legitieme vraag,’ zei ze. ‘Wat wou je anders gaan doen, vadertje spelen met haar kinderen?’
‘Kappen Barbara. Je bent boos en probeert me op de kast te jagen.’
Vrienden zeiden weleens dat ze elkaar zo goed aanvulden. Zelf zag ze dat anders. Wanneer je iemand leert kennen die in alles je tegenpool is, bewonder je hem of haar voor die karaktereigenschappen die je zelf mist. Wanneer je jaren met diezelfde iemand doorbrengt, slaat bewondering om in irritatie. Niet over alles, veel van zijn of haar aard neem je voor lief, maar uiteindelijk blijven er een paar dingen over die je probeert te veranderen. Wezenlijke dingen. Maar iemands karakter is weerbarstige materie. En niet alles laat zich voegen, zoals er ook mengsels bestaan die elkaar van nature afstoten. Wat rest is de modus om daarmee om te gaan. Voor hen was dat het spel geweest.
Het schoot haar ineens te binnen.
‘Djinn,’ zei ze.
Onmiddellijk keek hij op.
Om in hun relatie de onoverbrugbare meningsverschillen te vermijden hadden ze een spel bedacht. Djinn, noemden ze het, naar het verhaal van de geest in de fles. Ieder jaar mocht een van hen drie wensen doen en de ander moest deze inwilligen, althans twee daarvan, compromisloos, en daarna draaiden de rollen om. Het was allemaal vrij onschuldig begonnen: het horloge dat hij nu droeg, haar zilveren ketting, de belachelijk dure racefiets, een skivakantie waar ze eigenlijk geen tijd voor hadden, maar later had het spel een veel grimmiger karakter aangenomen. Djinn zoals ze het de laatste jaren speelden verontrustte hen, tegelijkertijd wond het hen op. Voortdurend hadden ze elkaar per opbod uitgedaagd. Anaal had ze echter geweigerd.
‘Wat is er met Djinn?’ Argwanend keek hij haar aan.
Ze gaf geen antwoord. Ze liep naar de buffetkast en schonk nog een glas in. Daarna liep ze door naar de radio en draaide aan de knoppen totdat ze muziek vond die haar beviel. Een bekend rocknummer, een pakkende gitaarlick. Ze begon te dansen.
‘Barbara, wat is er met Djinn?’
‘Ik heb nog een wens te goed.’
‘Dat lijkt me niet zo’n goed plan.’
‘Je hebt het beloofd,’ zei ze. ‘Of ben je van plan om al je beloften te breken?’
Heupwiegend kwam ze op hem af.
‘Je wilt dansen?’
Ze knikte.
‘Je wilt nu dansen?’ Ze hoorde het ongeloof in zijn stem, hoorde hem haast denken: wat kan er nou misgaan?
Ze greep zijn handen.
Aarzelend bewoog hij mee.
Ze dansten totdat het nummer was afgelopen. Claudel wilde weglopen, maar Barbara hield hem tegen. Ze zette een andere zender op, een ander lied. Een hoge toon vulde de kamer. Een monotone drumbeat vlocht zich tussen de ijle tonen en een vrouwenstem begon mee te zingen, steeds dezelfde onverstaanbare woorden herhalend. Barbara sloot haar ogen. Er gebeurde iets met haar. Een herinnering aan hun begintijd kwam bovendrijven.
Ze hadden elkaar tijdens hun studietijd leren kennen. Beiden eerstejaars student, lid van de roeivereniging. Op een middag hadden ze de dubbel wherry genomen en waren naar het eiland in het midden van het meer geroeid. Het water was vlak en verlaten. Halverwege trok Claudel opeens zijn kleren uit en sprong overboord. Verbaasd, ietwat opgelaten ook, roeide Barbara alleen verder, terwijl hij met langzame slagen achter haar aanzwom. Ze was al een tijdje op het eiland toen hij eindelijk aankwam. Zijn gestalte rees uit het flesgroene water op, de late middagzon achter hem. Lome zomerhitte lag over het tafereel: zijn natte haar, de gladde borstkast, de druppels die ervan af gleden, het gemak waarmee hij naast haar ging liggen, de warmte van hun eerste, zoute kus. Het was een perfecte dag geweest.
‘Wat is er?’ Claudel keek haar vragend aan.
Ze probeerde te praten, maar er kwam niets. Verdriet sloeg als een moker tegen haar borstkast. Ze herinnerde de wind, de golfslag van het water, het gekrijs van de meeuwen.
‘Weet je nog,’ zei ze zacht, ‘van onze eerste keer?’
‘Natuurlijk weet ik dat nog.’
‘Op het eiland midden in het meer,’ zei ze.
‘Natuurlijk.’
‘Als konijnen. Weet je dat nog?’
Ze haalde drie keer adem en dronk haar glas leeg.
‘Drink nou niet zoveel.’
Ze negeerde hem en schoof het bandje van haar hemd naar beneden.
Fronsend keek hij naar haar blote schouder. ‘Niet doen,’ zei hij.
Ze glimlachte. Met het andere bandje deed ze hetzelfde.
Beeld: Daisuke Chen via Flickr.