Johanna Loman schreef een verhaal over een jonge vrouw op een klimaatprotest: Wat als je wel moreel besef hebt, maar liever je kop in het zand steekt?
Naast haar loopt een man met een kind in zijn nek. Het kind heeft een rode pet op en houdt zijn blik strak gericht op de straat voor hen. De stoepen zijn vol, ze lopen op de rijweg, slalommen tussen de stilstaande auto’s. De meeste chauffeurs hebben het claxonneren opgegeven. Ze hebben de motor uitgezet en hangen uit hun raampje te kijken naar de voorbijtrekkende mensenmassa.
Toen ze klein was, speelde ze dat ze een boer was. In haar kleine, plastic serre op de vensterbank ontkiemden rode bonen op natte watjes en groeiden de tomatenplanten door de dakramen.
Alles ging goed.
Ze had het alleen druk als het regende. Dan trok ze haar regenjas aan, nam een emmer uit de kelder en plukte de huisjesslakken van de struiken. De naaktslakken liet ze zitten. Die raakte ze liever niet aan.
Jaren later zette haar moeder de radio harder wanneer het ging over het stikstofakkoord en reed haar oom met een tractor vol mest naar Brussel.
Iemand snijdt haar de pas af. Zijn elleboog botst tegen haar wang. Pas wanneer hij een paar meter verder is, ziet ze dat hij een camera omhoog houdt. Ze klemt haar handen rond de riemen van haar rugzak, houdt haar pas in, laat zich door de mensen achter haar voorbijlopen. De rode pet verdwijnt achter kartonnen protestborden.
Wanneer iemand naar hun voetafdruk had gevraagd, dan hadden ze gedacht aan die keer dat ze steunzolen lieten maken en dat ze met hun voeten in een bak met piepschuim moesten gaan staan.
Ze speelde ook vaak dat ze leerkracht was. In haar klas zaten alleen haar kleine broer en de buurmeisjes. Ze leerde hun schrijven. De letters van het alfabet. Honderd keer hetzelfde: M en W, hoge bergen en diepe dalen. De kleine e, lus na lus, een vliegtuigje dat loopings maakt op het papier.
Ze hadden geen van allen ooit gevlogen. Ze gingen er nog vanuit dat vliegtuigen wolken fabriceerden en voortdurend loopings maakten, ook tijdens lijnvluchten. Ze konden niet wachten op hun eerste vliegreis.
Wanneer iemand naar hun voetafdruk had gevraagd, dan hadden ze gedacht aan die keer dat ze steunzolen lieten maken en dat ze met hun voeten in een bak met piepschuim moesten gaan staan.
Wanneer ze aankomen op het plein, dijt de menigte uit. Iemand slaat op een trommel het tempo en de protestanten stoten hun borden in de lucht. Ze kijkt om zich heen, probeert een paar slogans te lezen. In haar rugzak zit ook een bord. Daarop heeft ze in veel te kleine letters iets geschreven over verantwoordelijkheid. Ze probeert het ritme te volgen, steekt haar arm in de lucht op hetzelfde moment als de rest, roept dezelfde slagzinnen.
Iemand die goed luistert, hoort dat ze altijd een tel later invalt. Elke keer opnieuw hapert het. Tijdens een kort moment staat ze daar met haar vuist in de lucht en haar mond open, en lijkt ze de tekst vergeten te zijn.
Ze was zestien toen haar geschiedenisleerkracht de les opende met een belofte. Terwijl hij een plastic A4 onder de lamp van de overheadprojector schoof, zei hij dat hij de ‘belangrijkste historische verschuiving ooit’ zou verklappen. Op de witte muur naast het bord, verscheen in groene letters een troebele zin. Haar leerkracht draaide traag aan de lens, zichtbaar tevreden met de spanningsopbouw. Ze las de woorden op de muur: van ‘grond = macht’ naar ‘kennis = macht’.
Zelf leerde ze sindsdien elke dag wel iets bij, maar ze voelt zich niet echt machtiger.
Iedereen hier heeft iets gelezen of gehoord wat die niet kan vergeten.
Ze gaat niet meer gewoon op iedere wc zitten. Ze legt een krans van wc-papier neer op de bril. Bij het uitgaan houdt ze zich met beiden handen vast aan de deurklink en hangt ze boven de pot. Ze gaat nooit meer in de zon zitten. Vroeger ging ze op zonnige dagen in haar bikini op een laken in de tuin liggen. Elk uur trok ze het laken, waarvan één kant in de schaduw was beland, weer de zon in. Zo reisde ze van de ene naar de andere kant van het grasveld, van de hibiscus langs de hazelaar naar het kippenhok. Ondertussen heeft een vriend van haar een melanoom laten wegsnijden. Ze heeft het zonnebankcentrum op de hoek van de straat failliet zien gaan. Haar tandarts zei onlangs dat haar tandvlees teruggetrokken was en toen ze vroeg wat ze daaraan kon doen, zei de arts dat je niks kan doen, dat je alleen de schade kan beperken. Nu heeft ze andere tandpasta en een elektrische tandenborstel met extrazachte haren en een rood lampje dat oplicht wanneer ze te hard duwt.
Een stem snijdt door het geroep. Ze kijkt om zich heen, probeert te achterhalen waar de stem vandaan komt. Dan ziet ze een paar meter verder een jonge vrouw. Ze is bovenop een stopbord geklommen. Ze klemt haar benen rond de rode schijf, haar wangen zijn rood aangelopen. Er wordt een megafoon haar kant op gedragen. Ze heeft geen versterking nodig. Het lijkt alsof ze een gedicht voordraagt. De mensen om haar heen zwijgen. Eindelijk kunnen ze even zwijgen. De vrouw gooit zin na zin de menigte in. Af en toe laat ze een pauze vallen om haar mond met haar arm af te vegen. En dan begint ze weer.
Ze staart naar de vrouw op het bord, kijkt dan naar de mensen om haar heen. Iedereen hier heeft iets gelezen of gehoord wat die niet kan vergeten. Dit protest is een zoveelste poging om de schade te beperken. Ze vraagt zich af of ze niet naar huis moet gaan. Het geroep zwelt langzaam weer aan. Rechts voor haar wordt een vuur aangestoken. Hier op dit plein moet je resoluut voor de toekomst kiezen. Er gaan nieuwe spandoeken de hoogte in. Op één van de doeken staat alleen maar ‘???’.
Afgelopen zomer kregen tien aanstormende schrijftalenten de kans om deel te nemen aan het eerste Schrijverskamp van literair podium Frontaal. Onder begeleiding van verschillende schrijfcoaches werkten ze aan teksten rondom het thema Groen. De resultaten daarvan vind je deze week op Hard//hoofd. Sara Mertens maakte het beeld bij deze teksten en gaf ze allemaal een plekje in een zachte, groene zoekplaat.
Johanna Loman (1997) is schrijver, speler, theater- en audiomaker. Ze studeerde af als taalwetenschapper en volgde nadien de opleiding Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Haar verhalen en essays werden gepubliceerd in De Notulen van het Onzichtbare en Rekto:Verso.
Sara Mertens (1994) is illustrator en striptekenaar. In de beelden die ze maakt lopen droom en werkelijkheid door elkaar. In een heldere lijn verbeeldt ze de meest onopvallende gebeurtenissen. Centraal in haar werk staat de relatie die we aangaan met elkaar en onze omgeving.