-Niels reist verkleed als backpacker over de wereld. Voor Hardhoofd houdt hij een wat wazig dagboek bij. Tot nu toe was hij verdwaald op het betoverde eilandje Siquijor in de Filippijnen. Daar komt nu verandering in. Dit is deel 8 van zijn verslag, het vervolg op "Koning van de open deur".-
Japan is precies zoals ze zeggen. Soms zie je Chinezen, ze dringen voor. De Japanners zeggen dan: ‘kijk, dat zijn de Chinezen’. Ik heb mij goed ingelezen in Japan. Maar, in tegenstelling tot wat ze zeggen, is daar niet veel voor nodig. Heel goed ‘oishii’ (lekker) zeggen, daar gaat het om. En vaak. Vreten, knikken, opkijken en dan, verrukt, verbaasd: ‘oishii!’. ‘Sugoi’ (wow) is ook goed, als het niet om eten gaat. Maar in Japan gaat het altijd over eten, want Japan is precies zoals ze zeggen. Het helpt ook om een Japanse vriendin te hebben met een Japanse familie en Japanse trekken zoals een bijna perverse voorliefde voor ontzettend dikke katten. De katten in Japan behoren overigens tot de meest ongezellige katten ter wereld. Ze zijn wel dik, maar bij lange na niet dik genoeg.
We logeren in Zushi, een kustplaatsje in Kanagawa en Luna, de kat des huizes, heeft zojuist een deel van mijn neusvleugel eraf gekrabd. Vandaag heb ik gekookt voor een buslading Japanners, vrienden van de familie, en doe tevreden extra lang over het laatste restje afwas. Met name mijn mayonaise ging nergens over, maar dat maakte niet uit, want iedereen knikte en zei verrukt: ‘oishii!’. Sean, mijn nieuwe broertje van een familie die de mijne niet is, rent door het huis met zijn pijp die we samen in Yokohama gekocht hebben. Er gaat zeepsop in en er komen bellen uit. Straks gaan we met lego spelen, we zijn bezig aan een trein-vliegtuig-auto en mijn vriendinnetje mag niet meespelen, want lego is niet voor meisjes, vinden we.
Kon ik maar altijd in Japan blijven. Elke dag zou ik stipt om zes uur netjes in een rij voor een trein naar Tokyo staan te wachten. Doordeweeks zou ik op kantoor blijven slapen en naar de meest shockerende porno kijken. Dat is oké, want de porno in Japan is toch gecensureerd. Ik zou een meegaande Japanner zijn die stilletjes kettingrookt, ik zou elke dag harder werken en uiteindelijk mijzelf kunnen vergeten. Soms zou ik mijn vrouw streng manen om, net als ik, met meer geduld in de rij voor de trein te staan. Ja, fatsoenlijk zou ik zijn, de stormen in mijn bloed consequent uitgeblust met bakken arbeidsethos en rauwe sint jakobsschelpen.*
Mijn bad staat klaar, maar ik wil niet in bad, want dan komt Luna op de rand staan om de rest van mijn neusvleugel eraf te krabben. Luna trekt ‘s avonds langs de badranden van Zushi om neusvleugels te verzamelen alsof ze van marsepein gemaakt zijn. Zoals de Matamoros voorhuiden van Moren verzamelde, zo sprokkelt Luna neusvleugels. Het is een gevaarlijk beroep. Eerst hypnotiseert ze de spelende kinderen en hun badeentjes, tot ze uiteindelijk niet anders kunnen, dan hun hoofd langzaam zo dicht mogelijk naar de neus van Luna te brengen om de krab te ontvangen. Zelfs als ze eenmaal gekrabd zijn, maar hun neusvleugel nog bezitten, blijft Luna zitten, totdat de kinderen opnieuw hun neus aanbieden. Poezen kunnen dat, steeds maar weer het voordeel van de twijfel krijgen.
Ik ben geen kind met een badeend meer. Dit zou mij niet mogen gebeuren, maar ik kan ook niet opgeven. Het maakt niet uit dat Luna niet van mij houdt, maar van mijn neusvleugel. Zolang ik maar van Luna kan houden. Ze mag mijn neusvleugel hebben, die groeit vast wel weer terug, ik kneed er wel iets van marsepein of Play-Doh** voor in de plaats. Eigenlijk zou ik háár moeten krabben, maar dat doe ik niet, want ze is niet zoals ik, Luna zou wegrennen. In plaats daarvan vertel ik haar verhalen zonder eind. Dat ik op reis ben omdat ik soms droomde over plekken waar ik nooit ben geweest en sommige van die plekken tijdens de reis heb teruggevonden. Dat is niet waar, ik lieg, maar dat weet Luna niet. Ze kijkt me aan en zegt niets, want zo zijn katten, zij liegt ook in mijn gezicht. Dan heb ik niets meer te vertellen en probeer mijn badeend losjes te verdrinken; in bad is nooit zoveel te doen. Luna kijkt even naar de badeend die zich niet laat verdrinken en weer naar mij. Ik overweeg om haar mijn neusvleugel weer aan te bieden, maar ze springt van de badrand uit het raam, de nacht in, op jacht naar verse vleugels.
* Dat van die stormen in mijn bloed komt van Tolstoj, of Dostojevski. Maar dan is het iets met stormen baren. Maar ik weet niet meer welke, uit welk boek en kan het niet terugvinden, want google laat me in de steek.
** Wat onze generatie bindt: de teleurstellende smaak van Play-Doh