Op avonden dat ik geen optreden heb is de op- en neergang naar de nachtwinkel voor nieuw bier altijd mijn fashion-proeftuin. Als lange, blonde rockster ben ik meestal het grootste gevaar van de straat en ik huppel dan ook vrolijk door de slechtste buurten in veel te strakke broeken, tijgerprint en jassen van de vrouwenafdeling. Dat alles vol in de oogschaduw. Gewoon, om even te testen wat voor reacties ik krijg, voordat ik straks op het podium serieus op mijn outfit word afgerekend. Meestal vragen mensen of ik drugs wil kopen, of een brakke fiets. De enorme schare zwaan-kleef-aan-groupies blijft meestal helaas uit. Maar ik ben ook nog niet doorgebroken. Ik zit nog in de experimenteerfase.
In principe heb ik niets te vrezen dan onverschilligheid van anderen, teleurstelling bij mezelf en mensen die me dingen willen aansmeren. Toch staat er op de hoek van mijn straat altijd een samenscholing van brommerboys waar het machismo vanaf spettert. Ik kan het niet helpen, ik word daar toch altijd een beetje schuchter van. Ik blijf bang dat ze vervelende dingen gaan roepen, hoewel een slechte reactie van je publiek natuurlijk beter is dan geen reactie. De pijn van het artiestschap.
Meestal gebeurt er niets. Ze nemen hun ruimte op de stoep in en geven me een onpeilbare, hooghartige blik. Als zure straat-recensenten. 'Anderhalve ster uit vijf' zegt die blik. Het blijft bij stoerdoenerij: als het boogje dat ik om ze heen draai ruim genoeg is, word ik getolereerd. Dat weet ik nu, en toch blijft de angst.
Afgelopen weekend heb ik iets gevonden om me ook van dat laatste restje schuchterheid af te helpen. Ik had in een modeblad gezien dat Céline Dion aan een geweldige comeback als fashionista bezig is, en besloot om haar klassiek geworden My Heart Will Go On toch maar weer eens een luisterbeurt te geven, via mijn telefoonboxen. Het was een epifanie. Ik kan het iedereen aanraden die wel eens bang is op straat.
Schuchter was ik namelijk niet meer, maar het was meer dan dat. Ik zweefde door de buurt, met het engelengezang van Céline als een halo van rozenblaadjes om me heen. Waar ik ook kwam, het meest ongure volk deed een stapje terug. In slow motion weken de brommerboys uiteen, sommigen kregen een braakbui (de zwakken) sommigen een huilbui (de sterkeren). Ik was onschendbaar. Zo voelde ik me althans. Als ik nu van achteren bij de keel gegrepen zou worden, was het in een liefdevol Leonardo-di-Capriaans gebaar, door een lotgenoot in deze wrede wereld, die koud is als een ijsschots. Zo was ik niet alleen verlost van angst, maar voelde de tocht naar de nachtwinkel als een hartverscheurend existentieel genot. Als een levensveranderende gebeurtenis. Win-win. Voor mij dan.

Tim Fraanje (M.A.) draait aan knopjes in synthpop-duo Big Hare en organiseert een experimenteel festival dat Sneeuw en Ruis heet. Hij houdt van knutselen, mooischrijverij, zoete cocktails en dansen in misplaatste outfits.

Jente Hoogeveen is student Liberal Arts & Sciences, de rest van de tijd maakt ze beeldend werk en schrijft korte verhalen.