Soms heb ik heimwee naar de tijd dat ik ranzige spelletjes speelde met mijn vriendin Jackie. Nee, geen seksspelletjes, ik bedoel toen ik een jaar of tien was en Mens Erger Je Niet begon te haten. Waar je me eerst nog wakker kon maken voor een potje wat dan ook (Ganzenbord, stoepranden, alles wat bewoog op de computer en zelfs Patience op de computer - dat alleen bij het uitspelen ervan in psychedelische sprongen bewoog, een legendarische computertruc begin jaren negentig), raakte ik langzaam dodelijk geïrriteerd door deze uitgestippelde spelvormen. Waarom verzonnen we zelf niet iets, maar dan beter? Gelukkig had ik een vriendin die sowieso overal verveeld door raakte, dus samen tilden we het begrip gezelschapsspelletje naar een extremer level (een voorbode voor de puberteit, waarin we die tactiek op alle bezigheden toepasten).
We bedachten bijvoorbeeld het spelletje Slikken of Spugen. Nee viespeuken, dit heeft wederom niets met seks te maken, maar alles met culinaire hoogstandjes. Het idee was even simpel als briljant: om beurten maakten we in onze ouderlijke keukens een hapje of drankje voor elkaar klaar. Dat klinkt schattig nietwaar? Maar schattig is toch het woord niet echt. De ontvanger droeg namelijk een blinddoek, en de samensteller liet niet los in welke van de twee mogelijke categorieën haar gekokkerel viel: superlekker, of supersupervies. Het enige wat we verklapten, was of het om een hap dan wel een slok ging.
De categorie superlekker was gemakkelijk en vergde weinig creativiteit voor onze nog niet volgroeide smaakpapillen - we waren kwistig met de suikerpot, de slagroomspuit, de bastognekoeken en we smolten tientallen repen chocolade. Of we pakten, afhankelijk van onze bui, uit met bakboter, gesmolten kaas en currymayonaise. Werkelijk waar, het water loopt me nog steeds in de mond wanneer ik terugdenk aan onze superlekker-creaties. De in roomboter gebakken witte boterham met mayonaise en gesmolten kaas. De slagroomspeculaas-m&m’s. Zelfs de kokindjes in onverdund limonadesiroop waren nog best heel goed te doen. Maar goed, met alleen de categorie superlekker zou het geen spelletje zijn, maar onverbloemde vetmesterij. Enter de categorie supervies. Die begon onschuldig, met gewoon supervies; een boterham met pindakaas en tandpasta bijvoorbeeld. De kern van het spelletje was om minstens één grote hap of slok weg te werken en je lege mond te tonen - dan mocht je blinddoek af zodat je kon aanschouwen wat je zojuist verorberd had.
‘Oh! Marmite-mayonaise op roggebrood! Bizar!’
‘Een gebakken ei vol chocotoffs! Hahaha!’
‘Een glas melk met ketjap en mondwater! Ieeeeuw!’
De eerste die het uit walging niet doorslikte had verloren en ging dus gebukt onder everlasting shame. Beiden even trots als koppig kon dit spelletje urenlang doorgaan, dus schaalden we na een aantal supervieze dissen over en weer al op naar supersupersupervies en vervolgens naar ziekmakend tot bijna fataal.
Cup-a-soup met kattenbakkorrels. Fijngestampte slakkenhuisjes in blokjes oude kaas. Ik noem maar wat. Maar de ergste waren eigenlijk de happen/slokken die bij eerste beschouwing niet eens echt verdorven smaakten, of soms zelfs nog best ok. Tot je blinddoek af mocht. Vooral mijn vriendin was een ster binnen deze sadistische categorie, waarbij ik bijvoorbeeld mijn ogen opende na een ogenschijnlijk heerlijke hap chocoladecake en de wc-borstel zag staan in het pannetje met gesmolten chocolade. Of die keer dat ze naast hagelslag ook dikke klodders spuug én snot door de roomboter had geroerd. Binnenhouden was het devies, anders verloor je alsnog. Ranzigheden van dit kaliber gingen hand over hand, want deze geintjes maakten natuurlijk wraakgevoelens los, die mij er bijvoorbeeld toe aanzetten om het weeë bezinksel uit het gootsteenputje met een kiwi, een appel en wat suiker lekker voor haar te blenden. Zij sloeg terug met kattenvoer gemarineerd in chloor. Ik slikte.
Ik denk dat het spelletje op dit punt ongeveer gestopt is, terwijl de puberteit zelfs nog moest beginnen (daar kom ik vast nog eens op terug, met onder meer het toevoegen van de ingrediënten alcohol en drugs aan velerlei spelletjes).
Maar ik heb dus best weleens heimwee naar die tijd. Vooral op momenten zoals nu, wanneer ik op een doorsnee dag bij mijn geliefde thuis een doorsnee-gerecht aan het koken ben en vanuit de keuken ‘nee hoor’ roep, ‘je hoeft niet te helpen!’ Dat hij lekker kan blijven tekenen, dat hij alleen maar zijn ogen even dicht hoeft te doen wanneer ik de tafel dek. Ruik je het al lief? Nee nog niet kijken hoor! Eerst een hap, hier, nee hier, hier komt ‘ie, ja apart he?
Ik gaf toe aan mijn opvlammende heimweegevoelens toen ik het troebele water van de dooie tulpen naast de linzensoep zag staan.