Deze zomer overleed een vriend. Een vrind-vriend: hij had twee beste vrienden, een fier aantal ongelooflijk goede vrienden en vervolgens een lange trits vrinden, waar ik mijzelf toe reken.
Met een vrind drink je koffie als je elkaar op de Haarlemmerdijk treft. Dan nodig je hem uit voor het etentje die avond waarbij je zeven gerechten bereidt omdat er dusdanig veel mensen zullen aanschuiven dat een eenpansgerecht er nogal middeleeuws bij zou staan - een zevengangendiner dus waarvan vervolgens twee gangen aanbranden en je er één in het geheel vergeet te serveren. Deze vrind wil van het verbrande gerecht nota bene het recept graag mee naar huis alsjeblieft dankjewel.
Een vrind is iemand waarvan je nooit exact weet hoe lang je elkaar nou kent maar het was altijd zeker twee jaar langer. Voor die vrind brand je stapels zelfgecompileerde CD’s met Nero Burning Rom (zo lang kennen jullie elkaar in ieder geval) in een formaat dat hij niet kan afspelen.
“Heb ík dít?!” schreeuwt de vrind verheugd als hij op zijn eigen pc naar muziek luistert.
Een vrind is iemand die je in een rokerige danszaal waar de onbarmhartige lichten overigens al best een tijdje aan staan, zoent. Omdat hij nog een beetje in zichzelf danst en onderwijl the Smiths neuriet maar vooral omdat jullie elkaar Zo Ongelooflijk Lief vinden. Ondanks het feit dat hij op mannen valt en jij op andere mannen dan op hem, je zoent en lacht daar later hartstochtelijk om.
Wat ook binnen het vrindenspectrum valt is hem ’s nachts, nog geen minuut nadat je samen door de Vondelparkpoort bent gefietst, genadeloos kwijtraken. Om hem twintig minuten later stuiplachend tegen een boom te zien staan en daar vervolgens in te klimmen. De echte vrind is er één die jou ineens, uit het niets en zonder begeleidende tekst, één van de grappigste stripjes ooit stuurt waardoor er een wedloop ontstaat van geinige stripjes over en weer die eindigt met een niet zo heel erg grappig stripje van jouw kant. Plaatje 1. Twee vrouwen wandelen op straat, een man wandelt hen tegemoet. Plaatje 2. Man: “En dames, gaan wij vandaag nog wat leuks doen?” Plaatje 3. Vrouwen: “Nee.”
De dood van naasten zou bij de echo van de welbekende aankondiging moeten blijven. Jeweetwel, een aankondiging met de strekking dat we het heus allemaal mee gaan maken, zo naïef ben ik niet, maar ik had er toch op gerekend dat het pas in een verre toekomst zou geschieden.
Zo’n toekomst waarin we klaar zijn voor tegenslagen van dergelijke omvang en het verlies kunnen incasseren als in een Zonnatura-reclame: we zullen prachtig ingetogen huilen op een propere witte bank terwijl de avondzon zowel de schuifdeuren naar de tuin als het theekopje op de salontafel-zonder-kringen goud kleurt. Een vriendin legt een grote, gebreide plaid over je schouders en veegt één biggelende traan van je wang. Je mascara loopt niet eens uit.
Maar de dood zou niet nu al mogen binnendenderen, en al helemaal niet zo. Niet in de zomer, niet op zijn leeftijd. Zijn vrienden mogen niet nog met de deurklink in hun hand staan en voorover klappen; zijn beste vrienden mogen niet de andere vrienden bellen en hoi zeggen, hee met mij en haperen; zijn vrienden mogen niet op vakantie zijn en het later pas horen; zijn vrienden mogen niet op vakantie zijn en terugkomen; zijn vrienden mogen niet tijdens hun werk dat telefoontje krijgen, ze mogen niet in elkaar zakken ten overstaan van klanten; zijn vrienden mogen niet elkaar massaal opbellen en dan niets zeggen en ze mogen ook niet zeggen weet jij het al?
Zijn vrienden mogen niet op een verrassend zonnige dag het bootverkeer over de Prinsengracht voorbij zien trekken. Ze mogen niet bijna opgaan tussen andere mensen die zorgeloos met hun benen over de rand bengelen, bijna, zou je niet beter weten. Het moet de voorbijgangers toch opvallen dat hun pizza’s niet gegeten worden en dat alles wat gezegd wordt met open mond gebeurt en geluidloos is; dat hun monden niet meer sluiten, zelfs niet tijdens het huilen, dat ze hooguit wat verkrampter staan? Het moet toch zichtbaar zijn dat zij allemaal van een afstandje naar zichzelf kijken, deze mensen met een fles wijn in hun midden; lamgeslagen jonge mensen waar rondvaartboten en kleine sloepjes met feestmuziek aan voorbij varen? Er liggen twee koudgeworden steenovenpizza’s in voorgesneden parten op de stoep, net als wat verkreukelde zakdoekjes en heel veel sigaretten.
Zij mogen niet maanden later op Facebook voorbij zien komen dat hij de IJ-hallen nog steeds leuk vindt en zij mogen dat niet als een schop in hun middenrif ervaren.
Op deze manier blijft het verschil veel te groot. Het verschil tussen dansen in een klimboom in het Vondelpark en nooit meer dansen in een klimboom in het Vondelpark. Niet eens een heel klein beetje dansen. Het kolossale verschil tussen hem in de supermarkt zien lopen met een zakje rucola en denken shit niet omkijken want ik heb te veel haast en drie dagen later zeker weten dat je hem niet meer in de supermarkt zult zien lopen. Nooit meer, met of zonder biologische rucola in zo’n kraakzakje.