Wat als technologie je verbeelding probeert te esthetiseren? Mina Etemad bezocht in juni, tijdens de twaalfdaagse oorlog tussen Iran en Israël, de VR-voorstelling From Dust van Michel van der Aa. ‘Het zou troostend moeten zijn, maar hoe kan ik het rijmen met de realiteit hierbuiten?’
Ik hou het kleine glazen hokje in de gaten waarin een in het zwart geklede jongeman tegenover een vrouw aan tafel zit. Terwijl zij praat, tikt en knikt hij mee. Hun gesprek kan ik niet volgen en ik kijk tegen de achterkant van zijn computerscherm aan; wat daar besproken wordt kom ik pas te weten als de vrouw het hokje verlaat en het mijn beurt is om op de stoel plaats te nemen.
De interviewer vraagt me een fijne plek te visualiseren. Meteen zie ik het huis van mijn oma in Iran voor me, het huis waar ik tot mijn zesde heb gewoond. Als hij me verzoekt de ruimte te beschrijven, loop ik in gedachten naar de grote kamer boven waar ik het liefste was.
Hij typt mee terwijl ik praat: ‘Als je door de donkerhouten deur naar binnen loopt, is rechts een grote, ingebouwde donkerhouten kast en links ramen zo breed als de kamer, met daarvoor beige gordijnen waar kleine rode bloemen op staan. De kamer is leeg, afgezien van de rode Perzische tapijten en de paar harde kussens die tegen de muur aan staan.’
Ik zie voor me hoe de wind de lichtbeige gordijnen opblaast en dan weer loslaat. Dit tafereel heb ik meermaals in het echt aanschouwd in de paar jaar van mijn leven voor ik het land verliet en daarna toen ik elf was, dertien, vijftien, negentien, vierentwintig, zevenentwintig en negenentwintig. De gordijnen hangen nog steeds in die kamer, dansen op dit moment misschien wel in de wind. Al weet ik eigenlijk niet zeker of ze er nu echt nog zijn – wie weet waar de bommen vannacht precies zijn gevallen.
Ik vraag me af of de interviewer het nieuws heeft gelezen. Bij het woord ‘Iran’ blijft zijn blik neutraal, alsof zijn belevingswereld losstaat van de buitenwereld en hij slechts zijn functie van ondervrager uitoefent. Interesse toont hij ook niet in mijn oma of de gevolgen van de oorlog in het land waar ik geboren ben.
Dan vraagt hij me een ruimte in te beelden die ik niet fijn vind. ‘Een ingestort huis’ wil ik antwoorden, maar ik voel al aan dat ik dit later voorgeschoteld zal krijgen als ik de VR-bril opzet. Bovendien voel ik er weinig voor om met deze interviewer mijn angsten te delen. ‘Een kantoorgebouw,’ antwoord ik. ‘Grijs, stoffig, met fletse kleuren.’
De VR-ervaring From Dust van componist Michel van der Aa zal op basis van mijn antwoorden op mij zijn afgestemd. Ik ben medemaker, dat is het idee. Alles wat ik zie, hoor en voel is uniek, zo staat er in de begeleidende tekst. Niet dat wat elke bezoeker ziet compleet anders is; alle anderen zullen zich in dezelfde werelden bevinden. Alleen de visualisaties waar de interviewer naar vraagt en die een AI-model omzet in beelden, zullen per persoon verschillen.
De VR-bril brengt me naar desolate, oneindige, kleurrijke landschappen. Het zijn fascinerende taferelen, fantasierijk en oogstrelend. Een goudgele woestijn waar lichtjes in verschijnen, gigantische buitenaardse schepen waar ik voet in zet, een verzameling torenhoge stengels waar ik doorheen loop.
De oneindigheid van de werelden beangstigt me soms, maar veel vaker ben ik nieuwsgierig.
De oneindigheid van de werelden beangstigt me soms, maar veel vaker ben ik nieuwsgierig. Mijn zintuigen zijn telkens makkelijk overtuigd; het voelt echt alsof ik opstijg als ik in een lift sta die omhooggaat en naar beneden kijk door een raam.
Enerzijds voel ik me een met mijn omgeving, anderzijds is er ook voortdurend het besef dat dit allemaal een zinsbegoocheling is; als ik mijn hand uitsteek zijn er geen echte objecten waar ik contact mee maak.
Mijn vervreemding voelt heviger omdat ik het verhaal nauwelijks volg. De zes vrouwen die om me heen staan, die me wenken en soms vervliegen in pixels om een stuk verderop op te duiken, zingen rustgevende libretto’s met teksten die niet blijven hangen, al denk ik dat het allemaal met vergankelijkheid te maken heeft.
Misschien is het ook niet nodig om alle woorden te begrijpen, hoezeer ik ook naar houvast verlang.
Dan zijn we in een donkere omgeving en doemt er één beeld voor me op, een paar meter verderop. Het is een tafereel dat de fijne ruimte die ik heb beschreven moet voorstellen, maar het stroeve beeld lijkt weinig op de kamer die ik koester. Het tapijt heeft andere vormen, de kast is lelijk oubollig en helemaal niet ingebouwd, en het raam is een klein raam met vier vakjes zoals ieder kind zou tekenen, met aan weerszijden saaie, beige gordijnen.
Het doet me denken aan een rodere versie van Van Goghs slaapkamer. Kennelijk heeft de AI die dit beeld heeft gegenereerd weinig andere referentiekaders, kan niet voor zich zien hoe een kamer in een huis in Iran eruit zou zien. Ik ben gedoemd naar deze westerse versie te kijken tot het tijd is voor de volgende scène.
Ik schaam me, merk ik. Niet voor mezelf, maar voor de AI, of misschien meer voor de makers van dit gehele werk. Het is alsof een schilder me vraagt me te portretteren, uren bezig is en dan het doek omdraait om een kinderlijke tekening van een gezicht met twee cirkels als ogen en een gebogen streep als mond te onthullen.
Dan volgen nog wat adembenemende landschappen, een platform dat me door de lucht laat vliegen en deuren die nieuwe werelden onthullen, waarna ik in een gang sta. Daar kijk ik door een soort venster naar de minder fijne ruimte die ik eerder heb beschreven. Dit kantoor is evenmin zoals ik het voor me zag, maar nu is het tenminste geen belangrijke herinnering die wordt verpest door een clichématig beeld.
Een van de muren van de gang waar ik sta vat plots vlam. Het vuur begint zich om me heen te verspreiden, slokt het beeld van de saaie kantoorruimte op. Moet dit therapeutisch zijn? Is het idee hierachter dat deze vuurzee me zogenaamd verlossing brengt omdat de vervelende plek in as opgaat?
Nu ben ik nog blijer dat ik niet zei ‘een ingestort huis’. Stel je voor dat ik in ruïnes had gestaan die in brand vlogen. Maar die gedachte denken is mezelf zonder moeite naar zo’n ruïne transporteren; de afgelopen tijd heb ik zo veel beelden gezien van ingestorte huizen en verkoolde, verbrijzelde en geplette lichamen. De VR-bril hoeft ze me niet voor te schotelen, ik heb al een archief in mijn hoofd van Palestijnen die zo hun dood vonden, en sinds een paar dagen ook van Iraniërs die door Israëlische bommen bedolven raken onder het puin.
De VR-bril hoeft ze me niet voor te schotelen, ik heb al een archief in mijn hoofd van Palestijnen die zo hun dood vonden
Uiteindelijk gaat From Dust over de vergankelijkheid van het leven. Alles wat ik zie vervliegt, elk beeld vergaat uiteindelijk tot stof. Tot sprankelend stof zelfs: prachtig schitterende deeltjes verdwijnen geleidelijk in de kosmos.
Maar in het echt is er bloed, is er geschreeuw, is er pijn, is er de vrees voor een gewelddadige dood. De voorstelling poogt niet mij dat te laten zien – het vergaan, de dood, is hier slechts iets esthetisch. Dat zou troostend moeten zijn, maar hoe kan ik het rijmen met de realiteit hierbuiten? Vooral als datgene wat ik aangereikt krijg (een zogenaamd geïnteresseerde interviewer, een slap aftreksel van een waardevol beeld in mijn hoofd) diepzinnig en betekenisvol lijkt, maar slechts over de complexiteit van het bestaan scheert.
Ik loop door de brandende gang op weg naar de uitgang, maar ik ben hier al niet meer. De werkelijkheid is nijpender, de nachtmerrie rolt zich al een tijdje uit voor mensen die ik slechts via schermen zie maar met wie ik me verbonden voel.
De bril is weer af, mijn lichaam voert me weer terug naar huis. Daar kan ik weer zijn waar ik wil zijn: via mijn telefoon kijk ik naar echte brandende huizen, naar vliegende vuurballen die op weg zijn naar destructie, naar een half ingestort gebouw dat een kwartier van het huis van mijn oma staat.
En als ik mijn ogen sluit zie ik het gordijn dat opbolt en weer ontspant. Het gordijn dat er is, dat echt is, dat daar is. En mocht het er niet meer zijn, mocht het weggevaagd zijn zoals zo veel andere plekken, dan zal het altijd nog in mijn hoofd bestaan.
Mina Etemad is deelnemer van het schrijflab hybride kunst. Domein voor Kunstkritiek organiseert in opdracht van Holland Festival op en rond editie 2025 een schrijflab waarin zij met (pre-)mid career schrijvers nieuwe woorden zoeken voor innovatieve, hybride kunstvormen. Lees ook de andere teksten uit het lab op domeinvoorkunstkritiek.nl en hollandfestival.nl.
Mina Etemad is journalist, podcastmaker en theater- en dansrecensent voor de Volkskrant en de Theaterkrant. Naast onderwerpen als migratie en ‘belonging’ verdiept ze zich in dierenrechten. Wat we van het verleden bij ons dragen en hoe we daarmee het heden vormgeven is een terugkerend thema in haar verhalen, evenals hoe we een maatschappij kunnen inrichten waarin allerlei soorten mensen en dieren samenleven.
Eva ten Cate (zij/haar, 2002) is een kunstenaar en illustrator. Haar werk wordt gekenmerkt door vaak opeenvolgende beelden met strakke lijnen en ruizige kleuren. Graag laat ze je beter kijken naar de schijnbaar kleine handelingen en objecten om ons heen, om ze zo meer waarde te geven.


















