Via een staalarbeider en een PVV-stemmer onderzoekt Angelika Geronymaki zichzelf. Kan ze, zonder het doen van aannames, de ander leren kennen?
Water landt zachter
Een sterke werveling van speeksel trekt ons de straat af,
spuwt ons de stroom van aannames in.
Eindigen we naast elkaar in zee daar waar zoet in zout verandert?
Twee kanten aan een verhaal betekent niet dat de waarheid in het midden ligt.
Aan mijn gelijk vastgeklampt als aan een boei, laat ik me niet afschrikken
door blinde dagen, draaikolken, verkiezingsuitslagen. Toch die hoop
dat we, wanneer het vocht is afgedreven, synchroon de ogen openen.
We daar vervolgens geen zand in gooien.
Uit de verstopte afvoerput komen rekeningen in het rood,
de stank van nergens kunnen wonen
en iets wat langer vastzat:
een ondergewaardeerde kindertekening,
een pesterij die jarenlang aan de kop bleef kleven.
We ontdekken dat we troost zochten, in de kolk
blijkt het water brak van tranen.
Tijdens een aarzelende omhelzing met de drenkeling,
de weggespoelde trottoirbewandelaar,
adem ik de lucht die hij uitblaast in
en andersom.
We hebben lang in het water gelegen, zijn uitgerekt en wat verteerd,
verweerd als een omgeklapte paraplu, waarvan het metaal lam is geworden.
Na de storm klap ik hem voorzichtig terug.
In zijn oor wil ik fluisteren:
alles wat je meemaakte, stapelde zich op. Je legde niks recht,
dat maakt een stapel wankel.
Vroeger was niet beter, jij romantiseert verkeerd,
je bent bang voor verandering.
Van een wollen jas die pilt, ben ik het voorpand, jij de knoop:
knopen zijn met meer, ik ben groter.
Spring open en geef je over,
draag een vest als je zwemt zodat je vanzelf op je rug gaat liggen.
Laat me je besturen. Ik ben aardiger dan jij:
ik strijd vanuit liefde, jij uit afkeer.
Ik blijf stil. We houden elkaar vast.
Ik vraag me af of het hem moeite kost mij niks toe te fluisteren.
Ik vraag me af of we zullen zinken.
Machteloos mens komt in alle soorten
Zachter landt water
Alsof er iets te redden valt met empathie of omhelzing.
Hier worden handen niet om lichamen,
maar boven hoofden gehouden,
de slagen die zij afweren slaan neer in zwarte sneeuw.
Grafietregen die neuzen binnendringt,
op meeuwen landt, ze in de lucht camoufleert.
Op het brandpunt schuifelt een man langs het kanaal.
Zijn overall ruikt naar een boek van Carry Slee:
natte hond en kiloknallers frustratiezweet.
Wat fakkelt in zijn ogen prikt hem jarenlang in de longen.
Tijdens het hoesten proest hij propjes procedures,
verlangt weg te spoelen in de Noordzee,
gaat liggen zoals de wind in zijn oor deed.
Machteloos mens komt in alle soorten.
In de straat worden speeltuinen roetvrij geveegd.
De stad smelt rechts het ijzer heet, vangt links verse vis,
in de provincie winnen fietsers van de dijk.
Lief kutland, breekbaar baken van geblazen glas.
Europapa, dek de lasten van de wereld toe met cellofaan
om de aarde te bewaren, volg met de hand de baan van de maan.
Knijp de duim en wijsvinger naar elkaar
en herhaal,
langs Mars, Jupiter, Neptunus, passeer een astroïdenstrook.
Kuipergordel, Oortwolk,
Sirius in de Grote Hond, Procyon helder in de Kleine
Alpha Centauri, interstellaire wolk, spiraal,
en herhaal,
Melkweg, sterrenstelsel, super cluster, kosmisch web,
zoom uit tot op de huid
van een vreemdeling.
Een persoon die zich in de stroom vastklampt,
alsof er iets te redden valt met empathie of omhelzing.

Angelika Geronymaki (1986) vergroot in poëzie de absurditeit van het leven uit, probeert het te vatten of draagt juist een nieuwe werkelijkheid aan. Met haar activistische dromen en fantasiefilosofie stond ze in de finale van het NK Poetry Slam en publiceerde in allerhande tijdschriften. Ze maakt naast poëzie theaterprogramma's en is cultuureducator.

Samira Charroud zoekt in haar illustraties naar metaforen en verbindingen en dit transformeert ze naar illustratieve verhalen in textiel of driedimensionale collages.