Jan van Mersbergen is verhuisd. Hij loopt, fietst en struint door zijn nieuwe buurt en probeert te onthouden wat hij ziet. Iedere zondag wandelt hard//hoofd met hem mee door Amsterdam Zuid, in gezelschap van een fijne collage van Martijn den Ouden.
In de Pijp waren er altijd mensen op straat, hier kom ik niemand tegen. De huizen hebben mooie details. Groene takelbalken, nisjes, een trappenhuis in een bocht. In de ochtend liet ik mijn kinderen een rond raam zien, hoe zoiets gemetseld is, en nu ging ik de hoek om en zag ik bij het kleine gekleurde bankje met de twee dieren in de rugleuning een bloempotje op een steen staan die iets uitstak. Dat soort stenen in een muur zijn leuk, want er passen bloempotjes op en in het potje zaten gele bloemen. Ik liep om het hek, om de voetbalvelden, een zijstraat in. Bij een van de sjieke huizen waren twee afdakjes gebouwd van spaanplaat en vuren balkjes, heel lelijk. Onder de afdakjes stonden bloemen in grote bakken, weer bloemen. Aan de kade bekeek ik de trappen die afgesloten waren en de roeiboten die onder de brug lagen, ik kon nergens bij. Dat was vervelend: een hoge muur, een lage kade, boten en in feite een mooie visplek, maar ik kon er niet komen of ik moest klimmen en springen.
Op de voetbalvelden kogelden jongens ballen op doel, ze schoten heel goed. Strak, maar ook soms met een boog. Een bal die net op tijd weer daalt. De jongens op het tweede veld schoten beroerd. In mijn straat stapte de overbuurman van op de hoek van zijn elektrische rolstoel. Hij is ziek en oud en zijn korte broek was afgezakt. Hij moest nog vier meter tot zijn voordeur en deed daar heel erg lang over. Toen ik thuis kwam stond de tv nog aan.