In Re: kijkt hard//hoofd van een afstandje naar de actualiteit. Jana blikt terug op het lopen van de Antwerp Ten Miles.
Laten we er niet flauw over doen: (hard)lopen is een hype; eentje op maat gesneden voor de stadsmens die graag in modieuze outfit en met zijn smartphone als personal coach wat aan zijn conditie doet. Marathons, Ten Miles of zelfs ‘Ladies Runs’ (een ietwat bedenkelijke naam voor loopwedstrijden waarvan de afstand minder dan tien kilometer bedraagt) zijn big business. Zo telde de afgelopen editie van de Antwerp Ten Miles maar liefst dertigduizend deelnemers. Iedere zichzelf respecterende burger met ook maar een beetje prestatiedrang verlegt vandaag zwetend zijn grenzen op dergelijke maatschappelijke vieringen der viriliteit.
Hardlopen is de perfecte sport voor iemand met een hekel aan teamsport en een bedroevend slechte motoriek. Het is dan ook de enige sport die ik niet beu raakte na een paar weken. In een ver verleden zat ik nog op atletiek, maar mijn prestaties waren nooit echt uitzonderlijk. Tot ik afgelopen zomer Murakami's fantastische What I Talk About When I Talk About Running las. Toen ging de bescheiden flakkerende hardloopvlam in mij harder fikken dan ooit tevoren. De schrijvers instrumentele loopmantra’s in het achterhoofd – of wat dacht u van “Pain is inevitable, suffering is optional” en “I am not human, I am a piece of machinery”? – voerde ik gestaag mijn looptempo en –afstanden op. Pijn is fijn en what doesn’t kill you, can only make you stronger; right? Ik ging het nog geloven ook.
Foto: Jan Postma
Enkele vertrokken kuitspieren later besloot ik dat het tijd was om mijn semi-professionele looptrainingen een semi-professioneel doel te geven. De keuze lag voor de hand: de prestigieuze tien mijlsloop in eigen stad: The Antwerp Ten Miles.
Smalende opmerkingen van sportsceptici – “Waarom zou je nu zestien kilometer willen lopen? Dat is toch echt iets voor debielen” – sloeg ik in de wind en zo stond ik dus afgelopen zondagnamiddag 27 april stuiterend van de zenuwen aan de start. Hongerig had ik naar dit loopfestijn uitgekeken. En jezus, op wat voor een massaspektakel was ik terecht gekomen.
Ontiegelijk luid dubstepgedreun en Studio Brussel-presentatrice Siska Schoeters (die zich duidelijk van evenement vergist: “Komaan, allemaal die handen in de lucht!”) moeten de massa wachtende lopers entertainen. Het hele gebeuren maakt mij bloednerveus. Ik probeer me mentaal terug te trekken in mijn cocon. Zenmeditatie temidden van duizenden ongedurig trappelende competitiebeesten blijkt niet zo eenvoudig te zijn.
De Antwerpse burgemeester staat enkele meters hoger klaar om het startschot te geven. Koelbloedig kijk ik hem recht in de ogen. Hij speelt grijnzend met het pistool in zijn handen. Helaas doet Bartje (De Wever) dit jaar zelf niet mee: hij mag niet meer sporten van de dokter. Dan maar knallen met dat pistool; ook een manier om je bekwaamheid te bewijzen.
Na tien minuten voorzichtig schuifelen als een horde zwangere ganzen kan er eindelijk gelopen worden. Het eerste stuk blijkt het moeilijkste te zijn; veelal bergop en over een gedeeltelijk afgezette snelweg. Zwetend vraag ik me af hoeveel fijnstof ik op deze manier door mijn longen jaag. Wat een idee om over de snelweg te gaan hardlopen eigenlijk.
Dan steken we de Schelde over. De tunnelpassages hebben veel weg van een sportieve LSD-trip. Het helse oranje TL-licht geeft het gelaat van de extreem transpirerende lopers (erg benauwd daar in die tunnel) een nachtmerrie-achtige schijn. Als de hele bende ook nog eens de melodie van 'Seven Nation Army' begint te brullen (waar halen ze de adem vandaan?) wordt het helemaal te gek. Aan de kaaien wachten mijn lieve supporters me op. Gracieus wuif ik hen toe; als ware ik Hare Majesteit in een sportshort. Ik schud handen alsof het me allemaal helemaal geen moeite kost.
De veertiende kilometer gaat in. Nu betreed ik onbekend terrein. Meer dan dit heb ik namelijk nog nooit gelopen. Spannend. Ik voel mijn benen niet meer, maar blijf lopen op autmatische piloot. Nu moeten opgeven zou echt te tragisch voor woorden zijn. Maar ik volhard en pers er op het einde zelfs nog een pocherig spurtje uit. Snel nog even mijn tijd wat drukken.
Dat gevoel wanneer je over die eindstreep stuift is onbeschrijfelijk: ik ondervind de waarheid achter dit torenhoge sporterscliché aan den lijve. Kom maar op met die endorfine-kick. Slalommend tussen de gigantische afvalbergen van vertrappelde bananenschillen, lege flesjes water en energiedrankjes strompel ik naar huis. Ik heb me nog nooit in mijn leven zo leeg gevoeld. Geweldig. Alsof ik even gestopt ben met bestaan.