In de rubriek hard//hoofdstuk een voorpublicatie van een nog te verschijnen boek. Vandaag een hoofdstuk uit de debuutroman Een rijk alleen van Niels Gerson Lohman. Hij schreef tussen april en oktober 2010 vreemde reisverhalen voor hard//hoofd. Met trots presenteren wij een hoofdstuk uit de roman waar deze reisverhalen in verwerkt zijn.
Illustratie Assa Ariyoshi
Ik heb een blond, mager vriendinnetje, Jana, dat geregeld in haar buik knijpt en met een babystemmetje piept ‘vetje!’
We staan op het punt samen te gaan wonen. Haar ouders hebben een appartement voor haar gekocht op de gracht en ik ga erbij. Ze is grappig en kan niet zo goed dansen, dus maakt ze sprongetjes waarbij ze haar hoofd in haar nek gooit, de handjes flappert en heen en weer springt. Ik durf niet voor haar te dansen, want ik kan nog steeds niet dansen en vergeten. Ze heeft mij uitgekozen, zegt ze, want ik deed haar aan haar neef denken, maar dan minder goed gekleed.
Er was me verteld dat Jana waarschijnlijk niet geïnteresseerd zou zijn in quasi-alternatieve types zoals ik, maar meer in Ajacieden. We kregen inderdaad iets in een periode dat ik meer bezig was met zaken als concentratiekampen dan met mijn uiterlijk, dat is waar. Ze overkwam me een beetje, moet ik bekennen, maar er gebeurde nét niet genoeg op een iets te beheerst en te snel afgelopen schoolfeest om tijdens de daaropvolgende kerstvakantie te blijven flirten per sms. Ze stuurde een sms’je dat ze in Parijs zat met pijnlijke voeten van het winkelen en ik bood haar vervolgens aan nieuwe voeten te komen brengen. Ik kreeg geen antwoord, omdat ze, zo hoorde ik later, bang was dat ik het meende.
Toen ze terug was deden we alles volgens het boekje, zoals zoenen bij haar voordeur met de fietsen nog tussen ons in, en lippen die elkaar eerder los weten te laten dan de trappers van haar mountainbike en de spaken van mijn barrel. De spanning zat hem in het ritueel van de date. Het uitkiezen van het restaurant (waar een mooie vriendin werkte, zodat ze zag dat ik ook mooie mensen ken, zoals Ajacieden), het uitkiezen van de film erna (zo’n onbegrijpelijke, die, als ik het me goed herinner, ging over een muzikant die gevangen zit in een schilderij van een dwerg die achteruit praat vanwege twee lesbiennes die eigenlijk dood zijn omdat een boze indiaan zich achter een container heeft verstopt).
Ze is opgegroeid in een gouden kooitje.
Haar vader is een creatieve legende, een soort beroemdheid, wat de vrouwen in zijn vergulde kooi hem soms opvallend kwalijk nemen. Dan kwetteren ze verongelijkt, ze vragen hem dingen zonder op een antwoord te wachten, terwijl hij achterover zit om leeg te lopen van de dag. Hij wacht en kijkt mij door zijn gigantische montuur moe, lachend aan. Alsof hij wil zeggen: ja jongen, maar maak je geen zorgen hoor, het is verder prima vertoeven. En alsof hij ze dan wil straffen staat hij op en wrijft zich in zijn handen, precies zoals opa deed in afwachting van jenever, hij knoopt zijn ribfluwelen colbert dicht en haalt een zwaar vulpotlood uit zijn borstzak. Hij kijkt me aan met hoog opgeheven wenkbrauwen en mompelt ‘even een tekeningetje maken’. Dan zet hij koers naar zijn tekentafel in de kelder.
Hij leert me dat Kuifje een uitstekende combinatie is met het doen van een grote behoefte, dat goud het best tot zijn recht komt in donkere ruimten en dat je het dragen van blauwe pakken te allen tijde moet vermijden. Dat soort dingen.
In de zomer zitten we in Frankrijk in het huisje van de familie van Jana. We maken ritjes in de Mehari naar plekken waar scènes uit Tati-films zijn opgenomen, en we bezoeken de lokale excentriekelingen, zoals Graham, de magere juwelenmaker uit Londen met zijn vooroorlogse motor en zelfgestookte likeuren. Of Thom en Alain, het homostel dat Eminem blaast in hun Porsche Cayenne. Overdag hannes ik met een tekentafel en ’s avonds spelen we petanque onder het genot van worstjes en augurken, met niemand iets te maken behalve met een familie die de mijne niet is.
Jana wil dat ik iets meer ben zoals haar neef. Haar neef heeft overal vriendjes en komt in alle clubs gratis naar binnen. Soms koopt hij een huis, hij knapt het op en verkoopt het door, zodat hij geld heeft voor een surfvakantie. Niemand neemt snellere beslissingen dan hij. Als ik een beslissing moet nemen, dan beweeg ik eerst mijn voorhoofd heen-en-weer alsof ik er liggende achtjes mee wil tekenen. Jana vindt dat vervelend. Volgens mij neem ik veel betere beslissingen dan de neef van Jana, het zijn er gewoon een stuk minder.
Jana vindt dat ik best wat vlotter mag zijn. Ik verander graag, liever dan dat ik mezelf blijf, maar ik denk niet dat ik dat uit kan leggen. We waren een keer met haar neef in een club, toen hij zei dat Jana gek werd van de beren die ik op de weg zie. Ik vond het beeld van mijzelf op een weg met beren heel grappig, omdat ik zelf erg smal ben en beren erg dik zijn. Ik wilde hem graag laten weten dat ik zijn grap zeer waardeerde, dus elke keer dat we ons langs dikke mensen wurmden, riep ik: ‘Beren op de weg!’ Maar Jana en haar neef konden er niet om lachen.
Mijn vader woont nog steeds in de Prinsenstraat, op de verdieping boven zijn stamcafé. Soms lopen Jana en ik langs het café, want het gouden kooitje is om de hoek. Hij zit er wat gebogen achter het raam, steeds verder van zijn tafeltje omdat zijn buik in de weg begint te zitten. Jana komt er liever niet, dus we lopen er snel langs, aan de overkant van de straat. Er liggen laagjes kranten om Alexander heen, maar hij slaat de pagina’s niet om. Hij heeft altijd een hand aan zijn gezicht, zijn gelige nagels drukken de rimpels steeds dieper in zijn voorhoofd. Zo nu en dan tuurt hij als een slinkse uil boven zijn grote ronde bril met dun montuur uit, dan duikt hij weer in zijn kranten met het begin van een rochel. Het is alsof hij in steeds kleinere cirkels beweegt. In het midden van die cirkel staat een biertje op een cafétafel.
Beer en ik logeerden soms bij hem in de Prinsenstraat, maar nooit langer dan één nacht. We konden niets met de computer, want die zat tjokvol virussen die Beer erop had gezet. De computer mocht nooit uit en er zat alleen dos op, dus als we een spelletje wilden spelen, moesten we het eerst zelf schrijven in programmeertaal. Maar omdat het heel moeilijk is een spelletje te schrijven in programmeertaal, besloten we dat we beter konden proberen nog meer virussen voor de computer te maken, zodat er sneller een nieuwe computer moest komen waarmee we wel gewoon spelletjes konden spelen.
Sinds de dood van Beer zegt Alexander dat er iets in hem is geknapt, en terwijl hij dat zegt, vouwt hij vier vingers in zijn handpalm en drukt zijn duim op zijn wijsvinger, alsof zijn hand een blikje prik is dat langzaam leegloopt. Hij zegt dat hij geen energie meer heeft en dat hij nooit zal vergeten hoe het café hem heeft opgevangen. Elke dag eet hij niet meer dan een tosti en een portie ossenworst, altijd met de krant voor zijn neus, want dat is zijn oude beroep. ’s Middags zit hij in De Vergulde Gaper, ’s avonds in De Klok.
Als ik er kom is het café vrijwel leeg, het doet me hier altijd denken aan Beers favoriete attractie in het Stedelijk Museum: The Beanery van Edward Kienholz, het café met de klokkenhoofdmensen, waar hij me zo vaak over heeft verteld, maar waar ik samen met hem nooit ben geweest. Alexander kijkt me verbaasd en wat geamuseerd aan, alsof hij een binnenpretje onderdrukt.
‘Hey!’
‘Hey!’
Ik bestel een colaatje dat naar chloor ruikt en naar bier smaakt.
‘Moet je niet iets zeggen?’ vraag ik.
‘Wat dan?’
‘Nou, gefeliciteerd!’
‘Ben je jarig dan? Wat grappig!’ zegt mijn vader.
‘Hoezo?’
‘Nou, ik heb een zoon die ook jarig is vandaag!’
Het is lang geleden dat mijn vader weer grappig was, maar dit is niet het soort humor dat ik van hem ken. Leuk.
‘Dat is inderdaad grappig. Misschien ken ik hem wel,’ speel ik mee.
Het is even stil.
‘Zeg, waar woon je eigenlijk?’ vraagt Alexander.
‘Ik woon op het Minervaplein.’
‘Hè? Wat toevallig!’
‘Hoezo?’ Ik wist niet dat mijn vader zo leuk acteert. Hij doet het olijk en opgewekt.
‘Nou, ik heb een zoon die daar ook woont!’
‘Ja, dat weet ik! We zijn hele goeie...’
Het dringt nu pas tot me door. Hij probeert erachter te komen wie ik ben.
Vandaag verschijnt Een rijk alleen bij uitgeverij Nijgh en Van Ditmar. Het is te koop voor 17,50.