Rouw laat geen enkel deel van het leven onberoerd, merkt Babet te Winkel na het overlijden van haar moeder. In dit persoonlijke essay onderzoekt ze de relatie tussen daten en de dood.
Toen mijn moeder bijna een jaar dood was, probeerde ik op een date het feit dat mijn moeder bijna een jaar dood was te vermijden. Ik bedoel, ik vergat het zelf heus niet. Ik wilde het gewoon niet zeggen. Maar wat zeg je dan wel, als alles wat je de afgelopen jaren hebt gedaan, samenhangt met mantelzorgen, ziekenhuizen, doodgaan en niet-doodgaan?
Daar hebben mensen het dus niet vaak over, over hoe rouwen je dateleven beïnvloedt – tenminste, niet als het niet je geliefde is die je bent verloren.
Ik heb een studievriendin met wie ik heel goed kan praten over onze fascinaties en over levenskunst. Toen we elkaar net kenden, luisterden we alle twee geïntrigeerd naar elkaar omdat er zoveel overeenkwam - maar op een zeker punt, hoe dichter we bij zingeving en de dood kwamen, namen we een radicaal andere afslag. Kort samengevat gaf voor haar de dood het leven zin; voor mij had het leven zin ondánks de dood. Over liefde praatte ik niet graag met haar, omdat ik me schaamde dat ook daar de dood binnengedrongen was.
Ik wist niet of er plek was voor mijn pijn
‘Wanneer had jij voor het laatst seks?’ vroeg ze eens, toen mijn moeder bijna een jaar dood was. Het was niet op die laatste date geweest. Op die laatste date had ik niks te vertellen gehad. En daar was ik vervolgens zo mee bezig geweest dat er geen ruimte was om iets nieuws te laten ontstaan. Ik weet ook niet of ik die prille gevoelens zou hebben opgemerkt. De rauwe pijn van rouw neemt zoveel plek in, dat ik daarvoor wel heel goed had moeten opletten. Daar, zittend aan dat tafeltje met die date, was het niet het juiste moment geweest om al mijn gevoelens te voelen. Ik wist niet of er plek was voor mijn pijn. Dus schakelde ik weg. Stel je een ouderwetse radio voor. Het is alsof pijn en liefde op precies dezelfde frequentie spelen. Als ik wegschakel van de pijn, schakel ik ook meteen weg van de liefde.
Een tijdje geleden zag ik die vriendin weer. We gingen wandelen langs de IJssel, die overstroomd is door de hevige regen die is gevallen. We troffen elkaar op het station en vroegen bij het restaurant ertegenover of ze ook koffie hadden om mee te nemen.
‘Met havermelk?’ probeerde ik.
Lopend langs de IJssel praten we over de route, het Kleine Leven en offline zijn. We lopen diep in de uiterwaarden: de rivierbanken waarin de IJssel de ruimte krijgt om te overstromen, maar tegelijkertijd van vrijelijk stromen wordt weerhouden. Dan vraag ik haar hoe haar dagen er zo uitzien naast haar werk. Ik denk aan de stapel boeken in haar werkkamer waarover ze de vorige keer vertelde, haar familie en specifiek haar zieke vader.
‘Mijn vader wordt niet meer beter. Hij heeft niet lang meer te leven, hoorden we een paar weken geleden bij de halfjaarlijkse controle.’
Ze vertelt over het verlangen naar aspecten die gewoon doorgaan
Dan volgt een gesprek, niet enkel over wat het betekent om te leven met de dood op de drempel, maar ook over hoe de naderende dood zoveel andere levensgebieden niet onberoerd laat.
Ze vertelt over het verlangen naar aspecten die gewoon doorgaan (‘Mag mijn werk gewoon mijn werk blijven?’) en ook over hoe relaties erdoor veranderen. Zo wordt een gewoon verzoek van een kennis om even tickets bij haar ouders neer te leggen, zodat zijn dochter ze daar op kan halen, beladen (ik besef meteen dat op die datum zo ver in de toekomst haar vader er waarschijnlijk niet meer is). Een gesprek in de supermarkt dat begint met ‘hoe is het met je?’ kan ineens teveel zijn. Antwoorden dat de Dood op de drempel staat is veel te intiem voor een begin. Iets anders antwoorden te banaal, een leugen bijna.
Ik vraag haar niet naar haar dateleven. Dus vertel ik ook niet dat het makkelijker wordt. Wel eerst nog wat moeilijker trouwens, maar daarna makkelijker. Dat is hoe dan ook een dooddoener waar je niet zoveel aan hebt op het moment zelf. Ik zeg niet dat hoe ouder je wordt, hoe meer mensen er ook verliezen kennen en fijngevoeligheid voor deze onderwerpen ontwikkelen. En dat als je jezelf durft te laten zien, er een selectie plaats vindt en je een aanzuigende werking hebt op mensen die ook met de zwaarte resoneren. Niet alleen in liefdesverbindingen, maar in verbindingen in het algemeen. Ik zeg haar niet dat ze sowieso haar eigen vorm moet vinden voor liefde en verbinding.
In plaats daarvan gooi ik ons eeuwenoude balletje nog eens op: ‘Zeg, geeft de dood het leven zin?’

Babet te Winkel Babet te Winkel (1991) is opgeleid aan de Universiteit voor Humanistiek om mensen te begeleiden bij zingeving en levensvragen. Ze richtte Verlieskunst op om ruimte te creëren voor rouw en geeft rouwmassages.

Aida de Jong (1995) is een illustrator en poppenmaker wonend in Utrecht. In haar werk zoekt ze vaak thema's die haar beangstigen, om er vervolgens met een nieuwe blik naar te kijken.