Laatst had ik een zinnelijke droom over iemand die niet mijn vriend is. Soms gaat dat zo. De jongen over wie ik droomde (man, inmiddels) ken ik van mijn middelbare school, ik heb hem zeker negen jaar niet gezien.
In mijn droom (you use a dream, you lose a reader, leerde ik tijdens een schrijfworkshop van Arjen Lubach, maar hopelijk blijft u hangen) waren de man en ik op trainingskamp. We lagen in een grote legertent, er was een groepsprogramma waarvoor we te laat waren. Het was dampig en benauwd in de tent, alsof rond onze slaapmatjes koeien zwaar stonden te ademen. De man rolde met zijn wollen slaapzak bovenop me en biechtte met een lieve, zachte stem op dat hij milieumaatregelen onzin vond. Toen begon hij me te zoenen met een tong die eveneens aan een koe deed denken. Ik verzette me niet.
CEO Larry Page droomde over een manier om het hele internet te downloaden en werd wakker met het idee voor Google. Van scheikundige Dmitri Mendelejev wordt gezegd dat een deel van het periodieke systeem der elementen in een droom aan hem verscheen. Uitvinder Elias Howe kreeg al slapend het plan voor de naaimachine. Ik geloof niet zo in droomduiding, maar toen ik aan het einde van de week nog twee keer over de legertent, het opbiechten en zoenen had gedroomd, begon ik achterdochtig te worden.
Ik belde mijn moeder en vroeg wat dit te betekenen had. Ze was thee aan het zetten, ik hoorde het borrelen van de waterkoker.
‘Legertent?’ vroeg ze. ‘Trainingskamp? Milieumaatregelen onzin? Joh wat origineel. En wat vond jij daarvan in je droom?’
‘Dat is het nu juist,’ zei ik en ik zuchtte. ‘Ik vond het allemaal prima. Ik lag daar maar te glimlachen.’
Ik las eens dat als je heel levendig droomt, het visuele gedeelte van de hersenen en het geheugen actief zijn, maar de gebieden met zelfreflectie en oordelende functies uitstaan. Daardoor vind je dingen die gek zijn in een droom heel normaal.
‘Angst voor antipathie,’ verklaarde mijn moeder. ‘Bang zijn voor weerstand en tegelijkertijd heel goed weten dat licht niet zonder donker kan bestaan. Het was zeker ook benauwd in de droom? Je kon geen kant op, maar dat vond je eigenlijk wel prettig?’
Ik dacht aan de legertent. De drassige bodem waarop hij stond, het haastige gesjor van de man aan mijn lijf. De stemmen buiten. Voelde ik me daar precies op mijn plek of leek dat maar zo? Durfde ik niet tegen hem in te gaan of zijn milieumaatregelen gewoon onzin? Moet ik het leger in? Schuilt in koeien een geniaal businessidee? Behandelde het groepsprogramma dat de man en ik misten een baanbrekende uitvinding? Wacht, was de man wel van mijn middelbare school, leek hij niet verdacht veel op Arjen Lubach? Wat leerde ik ook alweer, you use a reader, you lose a dream?
Ik zweeg, mijn moeder schonk thee in. Buiten regende het al de hele dag. ‘Ik drink salie,’ zei ze. ‘Reinigt en maakt sterk. Schikt het snot. Doet de schutter scherper schieten.’ Als mijn moeder gaat allitereren heeft ze meestal te veel kruidenthee gedronken.
‘Bedankt mam,’ zei ik. Langzaam voelde ik dat ik wakker werd. ‘Ik geloof dat ik genoeg weet.’

Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.

Bram Dirven is oud-chef Illustratie van Hard//hoofd.