Een baan: misschien heb je er één, misschien niet. Die van anderen lijkt vaak leuker. Vroeger dacht je dat het heel wat was, als je ouders naar kantoor gingen. Nu zit je er zelf en realiseer je je dat iedereen maar wat doet. Hard//hoofd gaat op zoek naar wat dat nu precies is, een carrière.
Deel I: De gebakkenluchtdealer. Peter heeft een riant salaris en een auto van de zaak, maar hij voert niet zoveel uit.
Vroeger grapte ik erover. Voetjes op het bureau, een plek dicht bij de trap zodat je stiekem eerder naar huis kan. Een beetje koffie halen en verder gewoon playing office. De verhalen over de luiheid van ambtenaren, dat sprak me wel aan. Laten we eerlijk zijn, niet iedereen houdt van werken.
Ik kan me niet voorstellen dat ik de enige ben. Alleen sukkels hebben het druk, kopte de NRC onlangs nog. Ik dacht: fijn, dan ben ik geen sukkel. Helaas verviel het stuk in prietpraat hoe je je tijd beter kan managen. Interessant was de conclusie dat drukte, drukte in stand houdt. Nou, daar doe ik mooi niet aan mee. Misschien levert het me geen glorieuze carrière op, maar alsof dat zo belangrijk is.
Op een dag had ik geen zin om te gaan en meldde mij, alvorens ik moest werken, ziek.
Het is niet zo dat ik nooit heb gewerkt, maar als het even kon liep ik de kantjes er wel vanaf. Toen ik nog studeerde, had ik meerdere bijbaantjes. Vaak via uitzendbureaus, met die vervelende hijgerige figuren die je naar de meest vreselijke plekken stuurden. Op een dag had ik geen zin om te gaan en meldde mij, alvorens ik moest werken, ziek. Om vervolgens nooit meer via het desbetreffende uitzendbureau te werken. Blijkbaar hebben zij mij nooit meer beter gemeld. Terwijl ik allang was afgestudeerd, ontving ik een brief van het UWV. Er was geconstateerd dat ik al 2 jaar ziek was en ik in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering.
Ik kreeg natuurlijk geen Wajong-uitkering dus ik moest toch echt aan het werk. Ik ging werken voor een consultancykantoor dat de lokale overheid bedient. Geen ambtenaar, maar het scheelt niet veel. Ik startte vol goede moed en werd samen met een collega gedetacheerd bij een gemeente, een kleine. De collega wilde altijd op tijd komen en ik reed met hem mee. Vreselijke vent. Nadat de collega een andere klus kreeg had ik het rijk alleen. De projectleider bij de gemeente gaf al snel aan dat, vanwege de reistijd, het best oké was als er thuis gewerkt werd. Dat klonk me als muziek in de oren. Het werk liep terug, gek genoeg liepen de uren die de gemeente inkocht op. Er was blijkbaar van alles te doen. Ik deed er dagen over. De gemeente dacht weken. Dat liet ik maar zo.
Mijn chef was hartstikke tevreden
Ik begon me te vervelen. Dagen duren erg lang als je niks te doen hebt. Mijn chef was ondertussen hartstikke tevreden. Ik werd immers ingehuurd en mijn leidinggevende en collega's waren erg over mij te spreken.
Wellicht dat The Truman Show bekend voorkomt. Een wereld geheel gebouwd om een persoon. Hij weet het zelf niet, maar hij is de ster. Vrienden worden geregeld, werk is er. Soms sluipt er een fout in en ziet de hoofdpersoon even dat het allemaal nep is. Hier moest ik aan denken nadat een meisje in mijn bed was gedoken en de volgende ochtend mijn grote schare aan vitaminepillen aanschouwde: ‘Zo wat een hoop pillen! Je bent toch niet gestoord of zo?’ Ben ik gestoord? dacht ik. ‘Soms denk ik dat ik inderdaad gestoord ben. Dat alles om mij heen ingehuurd en geregeld is. Alles om mij toch een fijn leven te bezorgen.’
Tot mijn verbazing werd er zelfs op aangedrongen dat ik een bedrijfsauto moest nemen
‘Wat een grappige gedachte’, zei ze. Volgens mij vooral erg narcistisch. Natuurlijk geloofde ik niet echt dat dit allemaal nep was. Maar hoe kon het anders dat ik wegkwam met dit leven. Tot mijn verbazing werd er zelfs op aangedrongen dat ik een bedrijfsauto moest nemen. Wat moest ik doen? Opbiechten dat ik niks te doen had was geen optie. De gemeente zou dan immers minder uren gaan inkopen en daar zou mijn chef niet blij van worden.
Ik ging thuiszitten. Niet van de ene op de andere dag, maar langzaam maar zeker kwam ik steeds minder bij de gemeente. Het begon met later binnenkomen. Zo rond 10 uur, want dan kon ik zeggen dat ik de file vermeed, ook al stond die file er niet. Ik bleef wel tot 17 uur, maar ook dat deed ik al snel niet meer. Om 16 uur naar huis kon ook wel. Ik ging ‘s avonds nog wel even verder, zei ik. Dat deed ik natuurlijk niet.
Het voelde als een zogeheten victimless crime
Het gaat stukje bij beetje. Het schuldgevoel is het eerste dat sneuvelt: ‘Ach, het bedrijf krijgt betaald en de gemeente krijgt waar ze voor betalen.’ Het voelde als een zogeheten victimless crime. Daarnaast is er natuurlijk de vrees om betrapt te worden, de angst om je baan te verliezen. Maar als je je werk niet zo leuk vindt, is die emotie ook snel uit te bannen. Wat overblijft is je werkethiek. Of het gebrek daaraan, in mijn geval.
Als je kunt uitslapen en overdag niets hoeft dan ga je wat anders bedenken om te doen. Juist, zuipen dus. Uitgaan en allerlei nachtelijke avonturen beleven, festivals, concerten of gewoon thuis zitten. Gelukkig voor mij en mijn verveling had ik een nieuwe hobby. Ik had een meisje leren kennen. Zij had, net als ik, veel tijd. Tijd die ik eigenlijk bij mijn werkgever moest besteden, maar ja. Ik besteedde deze liever met haar. Tot diep in de nacht praten, spelletjes spelen, drugs gebruiken en drinken. De volgende dag uitslapen, even inloggen, wat mailtjes sturen, en weer verder slapen. Af en toe belt iemand met een vraag. Je antwoordt en begint niet over waarom je er niet bent. Uiteindelijk wordt het geaccepteerd. Sterker nog: als je het weinige werk dat je hebt gewoon doet, denken mensen dat je erg druk bent.
Had ik engelen op mijn schouder? Kreeg ik echt alles voor elkaar?
In het begin kreeg ik energie van het hele gebeuren. Ik kon overal mee weg komen! Het lag vast aan mijn charme of intelligentie dat ik dit kon regelen. Maar opeens kreeg ik een nieuwe klus, bij een nieuwe gemeente. Eentje waar zelfs werk te doen was, bah. We zouden het allemaal niet afkrijgen, zo was de verwachting. Er werd zelfs gesproken over een weekend werken. Nu waren mijn werkweken en weekenden niet per se heel verschillend, maar toch. Het klonk dreigend. Ik ging erover klagen. Werken in het weekend, belachelijk. Warempel, de chef was het met me eens. Hij ging het op een andere manier oplossen. Poef, weg werk. Had ik engelen op mijn schouder? Kreeg ik echt alles voor elkaar?
Later veranderde mijn euforie in een soort van paranoia. De eerste tekenen dat men bij de gemeente ook niet achterlijk was, kwamen van de projectleider. Toen hij een vroege vergadering had gepland, begon hij te lachen zodra mijn vermoeide gezicht binnenkwam: ‘Hij houdt niet zo van vroeg opstaan.’ Geheel ongezien was ik dus niet bezig.
‘Waar ben jij de afgelopen week geweest?’
Een tweede moment volgde bij het afscheid van een collega. Er werd een etentje georganiseerd. Ik had er geen zin in, ik zag mijn collega’s nooit. Wanneer ik de berichten in de gezamenlijke appgroep las, wilde ik ze liever ik ook niet zien. Wat een nerds. Ik kwam te laat. Ik was namelijk net als de twee weken ervoor naar een wellness geweest. Gewoon een paar dagen weg in de baas zijn tijd. Ik ging zitten, kreeg wat opmerkingen en probeerde mezelf te verstoppen achter de rijsttafel. Algauw riep de chef van de andere kant van de tafel naar mij: ‘Waar ben jij afgelopen week geweest?’
Het werd opeens erg warm in de toko. Dit is het moment, dacht ik, ik ben betrapt! Ik riep iets in de trant van: ‘Aan het werk natuurlijk.’ Even later riep hij nog een keer: ‘Maar nu heb ik het niet gehoord, waar was jij?’ Nogmaals probeerde ik me er vanaf te maken. Hij schoof wat dichterbij: ‘Maar nu weet ik het nog steeds niet!’ ‘Euh, ik was aan het werk, gewoon, euh, thuis. En bij de gemeente!’ ‘Kan iemand dat bevestigen?’ vroeg hij aan mijn collega’s. Toen wenden enkele bevreemde blikken op mij. Het kon bevestigd worden. Ik was inderdaad een paar uur bij de gemeente geweest. Ik was ontsnapt. Opnieuw.
Was ik dan een dief? Of zoals zoveel consultants, een dealer in gebakken lucht.
Het meisje waarmee ik al mijn avonturen onder werktijd beleefde, was in eerste instantie onder de indruk, toen argwanend en uiteindelijk afkeurend. ‘Je bent toch geen drugsdealer?’ klonk het na enige tijd. Dat was ik niet, daar was ik al wel achter. Ik deed immers nog minder dan een drugsdealer. Ik werd letterlijk slapend rijk of nou ja, rijker. Was ik dan een dief? Een dief van mijn bedrijf of van de gemeente die me inhuurde? Of zoals zoveel consultants, een dealer in gebakken lucht. Lucht die ik niet eens aan het verplaatsen was in het kantoor, maar lekker thuis.
Zelf vond ik het eerst nog wel leuk om tegen mijn vrienden op te scheppen over hoe weinig ik deed. Als tegenwicht tegen al die mensen die ik ken die zo graag zeggen dat ze zo druk zijn. Later begon me het me toch tegen te staan en voelde ik me nogal nutteloos. Er is heel veel meer in het leven dan werken, het zal nooit mijn hobby worden. Dit is alleen het andere uiterste.
Peter Gibbons is een pseudoniem, de echte naam van de auteur is bij de redactie bekend. Peter heeft inmiddels een nieuwe baan, weer als consultant. Hij koestert simultaan lage verwachtingen en goede hoop op verbetering.
Lisa-Marie van Barneveld is editorial illustrator. Ze houdt van korte deadlines en moeilijke onderwerpen. Haar geheime superkracht is meer verf op haar handen/kleren/tafel/kat krijgen dan op het papier.