Hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Robert Vermeiren – de derde Zomergast van 2021 – liet interviewer Janine Abbring en de kijker niet zomaar binnen. Gaandeweg de avond leek het plots of de kijker naar twee verschillende programma’s had gekeken, zag Tessa van Rooijen.
Tijdens het gesprek (en deze bespreking ervan) komen suïcidale gedachtes ter sprake.
Er was dit jaar veel te doen rondom de jeugdzorg. Door de coronacrisis liepen de wachttijden in de (jeugd-)GGZ op, in de media werd gesproken van ‘code zwart’. Volgens Robert Vermeiren, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie, is zijn vak toe aan verandering. Dit is ook duidelijk wat hij Zondagavond bij Zomergasten komt vertellen.
Het duurt lang voordat Vermeiren loskomt. Zijn eerste fragment, Avicii die draait op festival Tomorrowland, is een ode aan de jongeren en hun behoefte aan ‘gezamenlijkheid’. Vervolgens laat hij een fragment zien uit The social dilemma, in een gesprek rondom jongeren kan een documentaire over sociale media natuurlijk niet missen. Hoewel de cijfers die in het fragment worden genoemd – onder tienermeisjes zijn de afgelopen tien jaar een flinke stijging van zelfbeschadiging en zelfmoorden te zien – blijft het gesprek op de oppervlakte.
Daarna volgt Father and Daughter, een animatiefilm van Michael Dudok de Wit. De beelden lijken gemaakt met inkt, in de achtergrond klinkt een accordeon. Een vader laat zijn dochter achter op een dijk, terwijl hij zelf in een bootje achter de horizon verdwijnt. De dochter fietst in verschillende levensfases over de dijk – op de fiets met vriendinnen, achterop bij een jongen, met een gezin, en als oude vrouw – telkens blijft ze staan om naar het water te kijken.
Op de vragen naar details gaat Vermeiren niet in
Tijdens de aftiteling vraagt Janine Abbring of Vermeiren aan het bedenken is wat hij erover gaat zeggen, maar het is duidelijk dat hij zorgvuldig zijn fragmenten heeft gekozen en wat hij erover wil zeggen. Alhoewel hij vertelt over de scheiding van zijn ouders en de impact die dat op hem heeft gehad, lukt het Vermeiren niet het gemis voelbaar te maken. Op de vragen naar details gaat hij niet in. Er lijkt geen ruimte te zijn voor slordigheid of emoties.
Ook wanneer de fragmenten heftiger worden, bijvoorbeeld een film die een jongen toont die dreigt op het verkeerde pad te raken, met donkere blauwige beelden, en een hele hoop jongens die wapens vasthouden, blijft Vermeiren op de oppervlakte. Hij neemt zijn eigen leven als voorbeeld, vertelt dat hij ook een tijdje op straat heeft gelopen, maar spreekt alleen maar over ‘baldadig gedoe’, een beschrijving die compleet wegvalt tegenover de spanning in het fragment. Ik vraag me af waarom hij geen voorbeelden uit zijn praktijk noemt of verder op details ingaat, om de pijnlijkheid van de situatie voelbaar te maken.
De diepgang die ik niet in het interview kan vinden zit wel in de fragmenten zelf. De kwetsbaarheid en lelijkheid van mentaal ziek-zijn worden hierin heel duidelijk. Eerst wordt er een interview laten zien met fotograaf Lene Marie Fossen, die bijna wegvalt in de grote witte stoel waar ze op zit, zo mager als ze is, en vertelt dat ze ervoor zou kiezen om ziek te blijven als dat zou betekenen dat ze de beste fotograaf van de wereld zou worden. Het applaus dat daarop volgt duidt Vermeiren als klappen voor slow suicide. Wat hij schetst als erg typisch, de druk van de maatschappij om de beste te zijn werkt anorexia namelijk in de hand.
Ik heb het idee dat ik naar een compleet ander programma aan het kijken ben dan aan het begin van de avond
Het fragment daarna is een stukje uit een documentaire over de 24-jarige Emily, die euthanasie wil laten plegen vanwege haar psychisch lijden. Het voelt surreëel om toe te kijken hoe Emily met twee vriendinnen koffiedrinkt in een stukje gras en haar begrafenis bespreekt. Een van de vriendinnen barst in tranen uit.
Pas na dit fragment laat Vermeiren Abbring en de kijker binnen, als hij begint te vertellen over zijn eigen suïcidale gedachten. Het voelt alsof we een opwarmrondje hebben gerend en nu, na anderhalf uur, het gesprek pas echt kan beginnen. Vermeiren doet een dappere poging om het hebben van suïcidale gedachtes te beschrijven aan Abbring, hij beschrijft het als gevangen zitten in een donkere tunnel. Alles wat plezier gaf totaal weggevallen.
Moeiteloos vloeit het gesprek over in het volgende fragment, een interview van Matthijs van Nieuwkerk met Máxima over de zelfdoding van haar zusje. Het pleidooi van Máxima over het bespreekbaar maken van suïcidale gedachtes en betere zorg in de ggz is aangrijpend. Ik heb het gevoel dat ik naar een compleet ander programma aan het kijken ben dan aan het begin van de avond. Vermeiren gebaart met allebei zijn handen en Abbring leunt een beetje naar voren, terwijl hij open vertelt open een zelfmoord in zijn eigen omgeving: ‘Het overlijden aan kanker ofzo daar kun je boos van zijn […] maar je weet dat het die rotziekte is en dat ze hebben aangetoond waar het zit. […] Maar suïcide, dat is gewoon een rotziekte, en je kunt ook niet zien waar het vandaan komt.’
’Is er wel eens iemand bij jou door de vingers geglipt?’ vraagt Abbring
Vermeiren maakt zijn cirkel terug naar de paradigmaverandering waar hij het eerder in het interview al over had: minder labeltjes in de ggz en meer luisteren naar het verhaal van de jongeren, en daarnaast meer oog voor preventie, om gevallen als die van Emily te voorkomen. Het doorbreken van taboes wordt in het gesprek zelf nog niet helemaal toegepast, Abbring geeft toe er moeite mee te hebben om haar eigen verhaal te delen en houdt het liever algemeen. Ze beschrijft hoe er iemand in haar eigen omgeving in de crisisopvang terechtkwam en pas maanden later een behandeling kon beginnen. Haar stem slaat een beetje over als ze aan Vermeiren vraagt hoe dat kan. Zichtbaar geraakt vertelt Abbring dat je op veel plekken niet terechtkunt als je suïcidaal bent. Vermeiren: ‘Ik vind dat verkeerd.’
‘Is er wel eens iemand bij jou door de vingers geglipt?’ vraagt Abbring dan. Een aangrijpende vraag die Vermeiren eerlijk beantwoord met dat er inderdaad wel eens iemand is gestorven in de kliniek waar hij werkt en dat ze hopen met het inzetten van ervaringsdeskundigen dat in de toekomst te kunnen voorkomen.
Na een fragment van Greta Thunberg (Vermeiren: ‘de heldin van de neurodiversiteit’) en een documentaire van Louis Theroux, vertelt Vermeiren levendig over ‘zijn jongeren’ (hij noemt ze liever niet patiënten of cliënten), hoe hij contact probeert te maken door ze bijvoorbeeld te vragen naar de zanggroep op hun T-shirt en dat het lastiger is om contact te maken met iemand als ze een petje op hebben.
De keuzefilm van Vermeiren is Hors Normes, een film gebaseerd op een waargebeurd verhaal over een opvang voor mensen met een ernstige vorm van autisme die zoals Abbring zegt: ‘vermorzeld zijn door het systeem en nergens meer terecht kunnen.’ Vermeiren zegt zelf Hors Normes momentjes te hebben gehad, waarop hij zelf het idee had dat hij wel de zorg van al die kinderen op zich moest nemen, zonder alle regels en versnippering.
Vermeiren was expres op zoek gegaan naar heftige fragmenten om te laten zien
Abbring noemt zorgwekkende cijfers uit de jeugd-ggz, de gemiddelde wachttijd is op dit moment is tien maanden en de hoeveelheid zorgaanbieders is sinds de decentralisatie gestegen van 1000 naar 6000. Het pijnlijke is dat er geen kwaliteitseisen meer worden gesteld, en dat daar het geld heen gaat. Je mag zeggen dat je ggz bent en specialistisch bent, want er is niemand die dat controleert, zo legt Vermeiren uit. Er is genoeg geld in de ggz, maar dat gaat vooral naar ‘de makkelijkere gevallen.’ Of zoals Vermeiren het samenvat: ‘Een, de meest kwetsbare kinderen die vallen uit de boot, die vinden de hulp niet, en twee, de kosten zijn gestegen van 3,6 miljard naar 5,6 miljard.’
Het antwoord op de vraag waar het misgaat begint Vermeiren met een erkenning dat hij expres op zoek ging naar de heftigere fragmenten omdat hij wilde tonen dat de kinderpsychiatrie echt een ding is wat je kinderen kan overkomen. We leven in een wereld met een maakbaarheidsideaal, we vinden dat kinderen gelukkig moeten zijn altijd, en het is moeilijk om te geloven dat kinderen ziek kunnen zijn. Het idee dat het wel goed kan komen, dat met wijkteams en preventie de specialistische zorg niet meer nodig zou zijn. En daarmee komt een avond ten einde met een duidelijke boodschap: er moet meer naar jongeren geluisterd worden, en niet alleen in de jeugd-ggz.

Tessa van Rooijen (1998) vertelt verhalen in tekst, audio en beeld. Ze studeerde af aan Creative Writing met Prooidier een bundel teksten en collages over vervreemding van het lichaam en van de systemen die onze wereld vormgeven. Daarnaast heeft ze een groot voorliefde voor lesbische kostuumdrama’s. Prooidier is te bestellen via tessavr@gmail.com.

Hanneke Rozemuller (1998) is beeldedacteur bij Hard//Hoofd en illustrator. Met dromerige scenes met veel textuur en een beetje absurdisme wil ze een nieuw esthetisch laagje aan verhalen geven.