Wanneer twee Spaanse vrienden Ferenz Jacobs uitnodigen voor een protestmars tegen toerisme in Barcelona, voelt hij zich voor het eerst weer een 'outsider'. In dit essay richt hij zich op de gevolgen van massatoerisme op de permanente bewoners. Is er een ander soort toerisme mogelijk, buiten de logica van onderdanigheid, kolonialisme en uitbuiting om?
Toen ik naar Barcelona verhuisde, kreeg ik vaak de vraag wanneer ik weer terug naar Nederland zou gaan. Voor een Spanjaard is het idee om ver weg van je familie te wonen namelijk alleen als een tijdelijke situatie te bevatten. Nu, twintig jaar later, zeggen mijn Catalaanse vrienden met trots dat ze mij geadopteerd hebben en niemand durft mij meer een guiri te noemen. Guiri is lastig te vertalen, maar het is in Spanje een foute term voor iedere buitenlander die bij veel uren in de zon in een rode kreeft verandert. In de woontoren van vijf verdiepingen waar ik al tien jaar vertoef, ben ik na twee bejaarde buurvrouwen de langstzittende bewoner van het pand. En buiten de deur kom ik altijd wel een kennis tegen voor een kort gesprek op straat.
Net voor het begin van de zomervakantie vroegen Aina en Robert me of ik met hen mee wilde gaan naar de protestmars over de Rambla, een protestmars tegen het toerisme in de stad. En toen voelde ik me plotsklaps toch een outsider.
Tourists go home, refugees welcome!
Mijn eerste keer in Barcelona was ook als toerist, in de snikhete maand augustus welteverstaan. Ik was naar het olympisch buitenzwembad gegaan om uren in de zon te liggen bakken met uitzicht op de Sagrada Familia. Natuurlijk was ik verbrand. Ik had zelfs een eerstegraads verbranding opgelopen. Nu, twintig jaar later, voel ik me weer dezelfde toerist als toen. Hoe durfde een guiri als ik aan zo’n demonstratie mee te doen? Ik verzon snel een excuus om niet te gaan, om mijn vrienden niet teleur te stellen. Ik was het toch ook wel met hen eens dat al die toeristen maar beter thuis konden blijven? Tourists go home, refugees welcome! Dat was al jaren hun geuzenleus.
De beelden van weerloze toeristen die op een terras door demonstranten met gifgroene waterpistolen nat werden gespoten gingen de wereld over. De pers was verdeeld. De Britse kranten vroegen zich af hoe de Barcelonezen het in hun hoofd haalden om in de hand te bijten die hen voedt, terwijl Spaanse media artikelen publiceerden met strekkingen als ‘de balans is zoek’ en ‘we wisten dat dit vroeg of laat zou gebeuren’. Als ik Aina een aantal dagen na de protestmars spreek, vertelt ze dat zij geen waterpistolen heeft gezien; alleen cruisepassagiers die foto’s van haar en d’r spandoek maakten (‘Alsof ik in een dierentuin woon’) en een gozer die met een ontbloot bovenlijf vanaf zijn hotelbalkon de protesterende menigte uitlachte (‘Ik had hem wel kunnen schieten’).
Ik deel Aina’s ergernis over het irritante geluid van rolkoffers, maar wijs mijn vinger liever niet naar de toerist
Aina maakt zich vooral zorgen over het feit dat haar dochters schoolklas in het afgelopen schooljaar maar liefst vijftien klasgenoten verloren heeft. Vijftien kinderen van families die de stijgende huurprijzen in Barcelona niet meer konden betalen en noodgedwongen verplaatst zijn naar aangrenzende gemeenten zonder attracties en architectonische hoogtepunten. Ik begrijp de onvrede en ik deel Aina’s ergernis over het irritante geluid van rolkoffers. Maar ik wijs mijn vinger liever niet naar de toerist, zeker omdat ik er niet zo lang geleden ook een was en er soms nog steeds voor wordt aangezien.
Tequilashots en flamencojurken
De keuze om op de Rambla te protesteren tegen het toerisme is niet toevallig. Alle mores en sores van de stad zijn terug te vinden op Barcelona's beroemdste straat, waar overwinningen worden gevierd en voor rechten wordt gedemonstreerd. Maar alleen toeristen maken nog gebruik van de functie als prachtige promenade tussen het centrum en de zee. Bewoners vermijden de boulevard liever. De terroristische aanslagen die in 2017 plaatsvonden op de Rambla bevestigden dit ook op een zeer pijnlijke manier. De slachtoffers kwamen uit meer dan dertig landen. Alleen fruitverkoper Silvina Pereyra woonde in Barcelona, de overige getroffenen waren dagbezoekers en vakantievierders.
Op de kilometerslange straat wonen volgens de laatste telling van buurtvereniging SOS Rambles nog maar honderd buren. De Rambles – in meervoud om alle aspecten van de straat aan te kaarten – verdwijnt als plek om te wonen. Er moest plaats gemaakt worden voor hotels, toeristische appartementen en souvenirwinkels die tequilashots en flamencojurken aanprijzen. Vandaar het noodsignaal van de buurtvereniging: honderd buren is een treurig dieptepunt voor de Rambles. Mensen maken nu eenmaal de stad, anders houd je een filmdecor over: beeldschone gevels waarachter geen leven te bespeuren valt.
De mensen zijn boos, omdat de massale aanwezigheid van toeristen de huurprijzen verhoogt en hen uit hun huizen drijft
De laatste tijd vinden er niet alleen in Barcelona, maar ook in andere populaire bestemmingen zoals Malaga en Palma de Mallorca conflicten plaats door het overtoerisme. Op Tenerife heeft een hongerstaking om de bouw van twee hotels tegen te gaan echt duidelijk gemaakt dat in Spanje een grenssituatie is bereikt. Volgens antropoloog Anna Pacheco (Barcelona, 1991) heeft dit niets te maken met het haten van toeristen. Pacheco: ‘De mensen zijn boos, omdat de massale aanwezigheid van toeristen de huurprijzen verhoogt en hen uit hun huizen drijft.’
Een extreem voorbeeld hiervan en tegelijkertijd een verhaal van verzet, te zien in de documentaire City For Sale (2019) , is dat van Jordi Papell. Deze 72-jarige man maakte mee hoe al zijn buren een voor een uit hun huis werden gewerkt om het appartementengebouw eerst in vakantiewoningen en daarna in een hotel te veranderen. Jordi hield voet bij stuk en woont nu op de vierde verdieping van een viersterrenhotel. Wat hij als maandelijkse huur betaalt, betalen zijn steeds weer tijdelijke buren haast per nacht. Papell: ‘Volgens mij wordt er maar een kleine groep mensen rijk van het toerisme. De buurtbewoners in ieder geval niet.’
Om het luxe segment aan de kaak te stellen infiltreerde Anna Pacheco bij drie vijfsterrenhotels in het centrum van Barcelona. Zo was ze er onder andere bij toen een hotelovernachting onder het personeel werd verloot tijdens het jaarlijkse kerstfeest (een vergiftigd geschenk) en zat ze in de zaal toen de nieuwe slogan van het hotel werd uitgelegd in het Engels (de meerderheid van de housekeeping spreekt alleen Spaans). Het resulterende boek I Was Here and I Remembered Us (2024) toont de tegenstrijdigheid tussen de luxe die deze hotels verkopen en de realiteit van de personen die er nog geen drie euro per schoongemaakte hotelkamer verdienen.
Toerisme maakt van alles een handelsartikel
Tijdens haar veldwerk interviewde Pacheco een gewiekste hotelkok die zijn sociale klasse bepaalt op basis van de hoeveelheid stedentrips die hij per jaar maakt. Toerisme is duidelijk een statussymbool geworden. Pacheco: ‘Het is frappant, want het toerisme maakt van alles een handelsartikel, niet alleen van de stad en het land, maar ook van de werknemers die bloed, zweet en tranen geven en de bezoekers zelf die onbetaalde figuranten van de toeristische brochure worden.’
Utopie van rust
Pacheco vindt het begrijpelijk dat je je woonplaats wilt ontvluchten om de werksleur voor een aantal dagen achter je te laten. Maar het consumeren van een andere stad in een paar dagen is in principe ontwijkingsgedrag. Wat we ons eigenlijk zouden moeten afragen is of dit het beste is wat we met ons hard verdiende centjes kunnen doen. Slechts een kleine minderheid kan het zich veroorloven om op dit soort vakanties te gaan. Vaak praten we over toerisme als iets dat iedereen doet, alsof het een recht is, terwijl een derde van de Barcelonezen alleen maar kan dromen over vakantie vieren. En als we op mondiaal niveau kijken, dan steekt een kleine vier procent van de wereldbevolking landgrenzen over voor hun vakantieplezier. Het gros van de mensen komt nooit in een ander land of doet dit alleen uit pure noodzaak.*
Pacheco’s essay zet me vooral tot denken over ontspannen in een postkapitalistische toekomst. Iedereen heeft namelijk recht op rust. Is er een ander soort toerisme mogelijk, buiten de logica van onderdanigheid, kolonialisme en uitbuiting om? Een inspirerende glimp komt uit Buenos Aires. Op het dieptepunt van de Argentijnse economische crisis van 2001 werd het hotel Bauen failliet verklaard. Het ontslagen personeel kwam vervolgens met een ambitieus plan. Ze braken het verlaten gebouw in om het te bezetten en als coöperatie verder te gaan. Jarenlang was Bauen een hotel zonder baas, waar iedereen een vinger in de pap had en nagenoeg hetzelfde loon verdiende. Bovendien kon het team kosteloos gebruik maken van de installaties om verjaardagen en bruiloften te vieren.
Ik spreek met mezelf af dat ik nergens meer de toerist zal uithangen
We zouden onze fantasie de vrije loop moeten laten gaan over een utopie van rust, waarin we als zondagsgenieters voor noppes kunnen ontspannen, zonder in een vliegtuig te stappen. Pacheco nodigt ons uit om eerst onze honger naar exotische bestemmingen – waardoor de toeristische sector op volle toeren draait - te stillen.
Vlak voor het einde van de zomer belandde ik via een net gesettelde Italiaanse vriend op een krakersfeest in de bergen dicht bij de stad. Er werd uitbundig gevierd dat zij al zeven jaar lang in een herenhuis zonder huisbaas woonden. Toen ik door de grote houten deur van het gebouw liep, leek het alsof ik twintig jaar terug in de tijd was gestapt. Naar de tijd dat Barcelona’s kraakpanden nog niet waren omgetoverd tot luxe appartementengebouwen voor expats, naar de tijd dat ik daar voor een habbekrats kon lunchen. Na een geslaagde avond liep ik samen met mijn vrienden de berg af naar het dichtstbijzijnde metrostation en kwam ik tot een inzicht: er zijn zat avonturen te beleven in de omgeving die ik me volledig eigen heb gemaakt. En ik spreek met mezelf af dat ik nergens meer de toerist zal uithangen. Ik pak nu alleen nog maar de trein of het vliegtuig om vrienden en familie te bezoeken.
* Gössling, Stefan (2020), The Global Scale, Distribution and Growth of Aviation: Implications for Climate Change, Global Environmental Change, https://doi.org/10.1016/j.gloenvcha.2020.102194
Header: collage door Nina Läuger, met beeld van Memòria Digital de Catalunya.

Ferenz Jacobs streek na zijn studie antropologie in Leiden, met een specialisatie in visuele cultuur en Latijns-Amerika, neer in Barcelona. Hier ging hij aan de slag als freelance redacteur, begon een queer fanzine met de naam Rico en organiseerde de tijdelijke tentoonstellingen van Barcelona’s hennepmuseum. Voor een kijkje achter de schermen van de kunstwereld is hij altijd te vinden.

Nina Läuger (zij/haar, 1993) is beeldend kunstenaar en de adjunct-hoofdredacteur van Hard//hoofd. In haar werk versmelten realiteiten tot wazige en vaak intieme droombeelden, die vertrekken vanuit een gevoelde lichamelijkheid.