Ze hebben dezelfde brievenbus en doen boodschappen in dezelfde supermarkt. Nienke vraagt zich in deze brief af of dat het enige is wat ze met haar buren deelt.
Lieve buren,
Mag ik een kopje suiker lenen? Of doen we daar in 2024 niet meer aan?
Ik woon bijna drie jaar naast jullie, maar ik weet niet hoe jullie heten. Ik weet dat de een zomers graag jointjes rookt, luisterend naar happy hardcore op standje gehoorschade en de ander wil, volgens zijn kozijnstickers, geen verkopers aan de deur. Ik kan niet eens onthouden welke namen er op jullie brievenbussen staan. Ik weet alleen dat ergens in mijn gebouw iemand woont die ‘L. Egging’ heet, een naam waar ik bijna dagelijks om gniffel. Het beste wat ik met mijn naam kan doen is N.B. schrijven, de afkorting voor nota bene. Oftewel: vestig hier aandacht op, ik denk dat mijn ouders voor mijn geboorte al wisten dat ik een bijzonder mens zou zijn. Zo probeer ik het in ieder geval te interpreteren.
Toen ik verhuisde naar mijn huidige woning, zat er in het welkomstpakket van de woningcorporatie een chocoladereep. Op de wikkel en de begeleidende brief werd duidelijk gemaakt dat de reep bedoeld was om met een van jullie te delen, een goede manier om jezelf voor te stellen. Ik heb de reep in mijn eentje opgegeten en heb mij alleen voorgesteld aan de man van wie mijn vader een karretje voor de wasmachine had geregeld en aan een vrouw die in de eerste week aanbelde. Ze heette mij welkom en vroeg direct daarna of ik wist wie er rommel voor het pand had gemaakt en dat ze de politie al had ingeschakeld. Van beiden ben ik dezelfde dag de naam weer vergeten.
Ik ben geboren in Blaricum, maar ik ben er niet opgegroeid. Ik heb tien jaar op het platteland in Drenthe gewoond, maar met de boerengemeenschap heb ik mij nooit verbonden gevoeld. Mijn party trick is vertellen dat ik een half jaar in Berlijn heb gewoond, maar ik weet niet wat ik moet antwoorden als mensen vragen waar ik vandaan kom. Als ik mijzelf moet classificeren, dan zou ik voor Nederlander gaan. Niet vanwege het nationalistische gevoel, ik heb geen vlag en het koningshuis kan me gestolen worden, maar puur vanwege de geografische kenmerken. Ik zie mezelf eerder als creatieveling, als stuiterbal, als een nieuwsgierig Aagje. Het beantwoordt alleen niet de vraag waar ik vandaan kom, maar wel wie ik ben. Lieve buren, zouden we meer gemeen hebben dan ons uitzicht, onze straatnaam?
Inmiddels zitten een hoop mensen in WhatsApp groepen bestaande uit bewoners uit dezelfde straat of hetzelfde gebouw, maar dat is in mijn omgeving nog niet het geval. De chattende buren informeren elkaar over opvallende situaties, zoals een zuipschuit die met zijn zogenaamde engelengezang de nachtrust verstoort. Maar zou je iemand met je huissleutel vertrouwen waarmee je alleen digitale woorden hebt uitgewisseld? Beter een goede buur dan een verre vriend, toch? Ik weet jullie namen niet en ken jullie huizen niet; jullie zijn buren op afstand. Ik groet, glimlach en loop door. Als er echt wat is kan ik altijd nog op de deur kloppen, of 112 bellen. Alleen zullen de hulpdiensten mijn planten geen water gaan geven als ik op vakantie ben.
Misschien is dit een brief om goed te praten dat ik sociaal ongemakkelijk ben met onbekenden
Ik wil een burenrelatie zoals mijn ouders voor elkaar krijgen. Vrijwillig bij elkaar langsgaan om wijn te drinken, te borrelen, elkaar te helpen als het nodig is. Roddelen over andere buren, geïnteresseerd zijn in elkaars levens, de post verzamelen. Misschien moet ik wachten op het moment dat ik echt ergens ga settelen. Niet ergens wonen omdat ik er toevallig een woning kon krijgen en de huur laag is, zoals ik nu doe, maar dat ik ergens woon omdat ik er zelf bewust voor heb gekozen. Dat ik tijd wil investeren in mijn lokale sociale leven. Het is makkelijk om te zeggen dat het kopje suiker lenen meer van vroeger is, dat bezorgdiensten al je problemen kunnen oplossen. Misschien is dit een brief om goed te praten dat ik sociaal ongemakkelijk ben met onbekenden.
Sorry buren, het lijkt zo alsof ik jullie niet wil ontmoeten en daar zit een kern van waarheid in. Ik wil de fase overslaan waarin we elkaar leren kennen, ik wil al bestaand contact hebben. Ik wil je nummer al hebben opgeslagen en weten dat er een reservesleutel van mijn voordeur in jouw keukenla ligt. Ik wil je kunnen vragen om m’n kat eten te geven en haar achter haar oren te kriebelen als mijn vriend en ik er even tussenuit zijn. Ik wil best een extra maaltijd maken als je ziek bent, af en toe boodschappen voor je doen, een keer helpen met schoonmaken. Maar deze dingen zou ik alleen doen als ik weet dat ik je aardig vind. Ik heb geen zin in ongemakkelijke, nietszeggende gesprekken in de gang, omdat het ijs tussen ons gebroken is en je denkt dat ik daarom zit te wachten op smalltalk.
Lieve buren, jullie mogen best een keer aanbellen; vragen of ik suiker heb, een ei, een zakje potgrond. Je mag m’n stofzuiger lenen, om hulp vragen, maar liever niet over mijn drempel, nog niet. Ik wil je best leren kennen, maar jij moet de eerste stap zetten. Alsjeblieft, bel aan. Want voor mijn ongemak is de drempel nog te hoog.
Liefs,
Nienke (je buurvrouw van nummer 46)

Nienke Blanc (zij/haar) is een schrijver met een speciale interesse in audio, video en handwerk. Ze heeft een fascinatie voor de uitvaartbranche en is veel bezig met taal als een manier om te vieren, voelen en verwerken. Ze schrijft vooral literaire non-fictie en werkt aan sociaal-artistieke projecten om kunst in te zetten als manier om te verbinden en te vertellen.

Iris ter Horst (2003) is illustrator en maakt werk over alledaagse onderwerpen waar zij niet goed bekend mee is en pluist dit helemaal uit. Dit combineert ze met installaties die een gedeelte worden van haar werk.