Mijn neef F. geeft les op een middelbare school en begeleidt een profielwerkstuk. De leerling onderzoekt waarom mensen soms niet de waarheid vertellen, en hoe vaak ze dat doen. Enthousiast laat hij me het mapje zien met de geprinte A4’tjes met afbeeldingen van hersenen, grafiekjes en mensen die met hun ogen naar links- of naar rechtsboven kijken. Volgens zijn leerling liegen we allemaal gemiddeld drie keer per dag.
Om eerlijk te zijn vind ik mezelf (zoals wel meer mensen) een bijzonder betrouwbaar persoon, aangezien ik bijna dwangmatig eerlijk ben. Dit brengt me weleens in benarde situaties. Als een vriend vraagt of ik zijn nieuwe broek mooi vind en dat is niet zo, dan krijg ik het niet door mijn strot gewurmd om te zeggen dat ik hem wél prachtig vind staan. Het lukt me niet, want het is niet wáár. Heb ik zin om mee te gaan naar een borrel? Nee (maar ik ga vervolgens wel). Of de ingewikkeldste: hoe gaat het met me? Best vaak niet zo supergoed. Inmiddels weet ik dat mijn gesprekspartner natuurlijk zelden op die waarheid zit te wachten.
Ik ga er blind van uit dat de rest van de wereld zo eerlijk is als ik
Los van het feit dat mijn eerlijkheid me regelmatig sociaal ongemak bezorgt, zijn bijkomende voordelen dat mijn vrienden er inmiddels prima mee om kunnen gaan en ik niet geheimzinnig hoef te doen over mijn ideeën of gevoelens. Ik verstrek alleen informatie die klopt met de werkelijkheid, voor zover ik die kan kennen (de vraag in hoeverre we dat kunnen laat ik gemakshalve even links liggen). Als iemand me vraagt hoe lang iets duurde, en ik vond het heel lang duren, dan heb ik zin om te overdrijven, maar dat lukt me niet omdat ik meteen denk aan hoe lang het eigenlijk was. Als ik iets niet helemaal zeker weet, zal ik nooit beweren dat het echt zo ís.
Dit botst soms met mensen die hier anders tegenaan kijken. Ik ga er namelijk blind van uit dat de rest van de wereld ook zo eerlijk is, me nooit informatie zou verstrekken die niet zeker is, en ben daardoor een van de meest goedgelovige mensen die ik ken. In de loop der tijd echter kwam ik erachter dat veel van de informatie die neef F. verstrekt onjuist is. Hij vertelt me dingen die niet kloppen, maar die ik wel geloof. Ik hoef volgens hem geen paraplu mee te nemen, en kom doorweekt aan op mijn bestemming. Enthousiast vertelt hij dat ‘musea’s’ een nieuwe correcte meervoudsvorm zou zijn. Als ik hem confronteer (‘je zei dat er inreisbeperkingen waren naar Duitsland twee dagen voor ik op vakantie ging, maar dat was niet zo, hoe kan dat nou?’) trekt hij zijn wenkbrauwen op en lijkt hij weinig onder de indruk van mijn verontwaardiging: hij dacht dat het echt zo was. Dat ik me daardoor op de kast heb laten jagen, is niet zijn probleem.
F. zegt dat gemiddelde van drie leugens per dag zelf nooit te halen; in zijn beleving liegt hij immers nooit. Ik krijg zin om het profielwerkstuk erop na te slaan: is het verstrekken van foutieve informatie ook liegen? ‘Nee hoor,’ is F. me voor. Hij vertelt dat je als informatiebehoeftige altijd kritisch moet blijven. Dat doet hij zelf ook: die afbeelding van die vrouw die omhoogkijkt klopt niet, mensen kijken naar links- in plaats van naar rechtsboven als ze liegen. Ik zie zijn ogen afdwalen.

Eva van den Boogaard is literatuurwetenschapper, docent en onderwijsinnovator bij St. Joost School of Art & Design en eindredacteur bij Hard//hoofd. Haar verborgen talent is slapen en haar minder verborgen talent twijfelen. Ze rent graag langs de Vecht, zingt met karaoke het liefst George Michael en droomt van een Heilige Birmaan als huisdier.

Dymphie Huijssen (1995) is een illustrator en animator die zich bezighoudt met het visualiseren van complexe gevoelens. Haar werk kenmerkt zich door een zekere elegantie, kwetsbaarheid en een tikkeltje melancholie.