Omdat ik lesgeef aan tieners word ik regelmatig geconfronteerd met de als nonchalance verpakte onzekerheden van de jonge generatie. Poëtische teksten als ‘ik heb mijn leven vanochtend in de vuilnisbak geflikkerd net zoals mijn Duitse boeken’, ‘ik zie er zo moe uit omdat mijn Ritalin-dealer op vakantie is’ of ‘als het klimaat Insta had zou ik het wel volgen’ hoor ik dagelijks, maar de meest voorkomende uitspraak is: ‘Ik ga het nooit halen.’
Het mooie en ontregelende aan deze zin is, dat niemand precies weet wat niet gehaald zal worden. Het examen ligt voor de hand, maar de uitspraak heeft een bredere context. Schopenhauer zag de mensheid als pendule die slingert tussen het verdriet van onvervulde verlangens aan de ene –en de verveling van vervulde verlangens aan de andere kant. Ik stel me voor dat die pendule in het midden even stilhangt op exact deze aanname: we gaan het nooit halen. Het leven is één grote graftombe vol vergeefse moeite. Laat maar zitten allemaal.
Laatst belde ik weer eens met mijn broertje, van wie ik lang niets had gehoord. De oorzaak van die lange stilte openbaarde zich al in de eerste minuut van het gesprek: ‘Idoen,’ zei hij, ‘ik heb ontslag genomen.’
Ik houd de carrière van mijn broertje vanwege het grillige karakter ervan niet helemaal bij, dus dit verbaasde mij niet.
‘Het voelt rot,’ zei mijn broertje.
‘Waarom heb je dan ontslag genomen?’ vroeg ik.
‘Het voelde goed,’ zei hij.
‘Het voelt rot maar het voelt goed.’
‘Ja,’ zei hij.
‘Ik snap je,’ zei ik omdat ik wel begreep dat, om je beter te voelen, je je soms eerst nog even wat rotter moet voelen.
‘Wat nu?’ vroeg ik.
‘Nu ga ik mezelf uitgummen,’ zei mijn broertje.
‘Nee!’ zei ik.
Hij lachte. ‘Oké oké, niet uitgummen. Tussen haakjes zetten?’ Ook mijn broertje is vaak poëtisch zonder dat hij het zelf doorheeft.
Schopenhauers pessimisme was soms meer pose dan levensfilosofie, wordt wel eens beweerd. Hij vond de wereld hopeloos, maar ondertussen kon hij intens genieten van kunst en muziek. Dat is eigenlijk heel begrijpelijk; het leven is makkelijker te dragen als je zegt dat het gedoemd is te mislukken, dan kan het alleen maar meevallen, maar het moet in de tussentijd wel een beetje leuk blijven.
In het artikel Goedgemutst ten onder van de Groene Amsterdammer lees ik een verhelderende gedachte van de Amerikaanse filosoof Eugene Thacker: pessimisten hebben een hekel aan het woord ‘alsof’. We doen alsof er oplossingen zijn, alsof we een bijdrage leveren, alsof ons werk leuk is; het altijd goed met ons gaat. Alle lichtpuntjes, alle dromen voor een betere wereld, alle hoop en al dat vertrouwen, allemaal alsofjes, allemaal leugentjes. Daar moet je je niet te veel door laten verleiden. Pessimisme is geen gebrek aan fantasie, het is een overlevingstactiek. ‘Pessimisten zien de ellende en de ondergang dapper in het oog. De prijs die zij daarvoor betalen, is een bodemloos ongeluk, dat ze echter als dappere mannen [en vrouwen, voeg ik even toe] zullen dragen.’
Gisteren kwam een examen-leerling naar me toe, erg vrolijk voor haar doen. ‘Mijn moeder heeft gezegd dat ze al geaccepteerd heeft dat ik niet ga slagen dit jaar,’ zei ze. ‘Mokerchill, ik ben helemaal rustig nu.’
‘Dus jij gaat de komende maanden niks meer doen,’ zei ik.
‘Jawel hoor,’ zei ze. Ze liet een korte stilte vallen. ‘Misschien haal ik het wel.’
Iduna Paalman (1991) is al bijna vier jaar columnist voor Hard//hoofd. Haar poëziedebuut ‘De grom uit de hond halen’ verscheen in het najaar van 2019 bij Querido. Ze won er de Poëziedebuutprijs 2020 mee. Ze publiceerde onder meer in De Gids, De Revisor, De Groene Amsterdammer en NRC Handelsblad.
Katja Grosskinsky is illustrator, designer en art director. Geboren en getogen in Berlijn, woonachtig in Utrecht. Ze werkt voor verschillende opdrachtgevers en ontwerpt posters, producten, mode en maakt illustraties bij artikelen.